Dag vader,
Jan De Graeve maakte met zoon Sam een reis langs de 117 kilometer lange muur die keizer Hadrianus een slordige 1900 jaar geleden liet bouwen in Brittania.
Een wandeltocht van een zeventiger en een veertiger, een vader en zijn zoon. Tijd zat om het te hebben over de liefde, het leven en de dood. Maar is alles gezegd bij thuiskomst? Sam vindt van niet. En schrijft zijn vader een brief, zoals Franz Kafka het hem voordeed. Die laatste durfde zijn brief niet opsturen en gaf hem aan zijn moeder, die hem ook niet overhandigde, hij werd pas jaren na het overlijden van vader en zoon gepubliceerd.
Ook deze auteur durft de brief niet rechtstreeks te sturen en gaf hem aan zijn uitgever.
Benieuwd of hij de geadresseerde bereikt.
De titel van dit boek sprak me wel aan: een aanspreking, het begin van een brief.
De kaft deed me dan weer denken aan een rouwkaartje, het heeft iets droevigs. Ik had het gevoel dat de inhoud mij zou aanzetten tot denken. En of dit boek dat deed. Kunnen we echt alles zeggen? Moet dat eigenlijk wel? Hadden we sommige dingen beter niet uitgesproken?
De auteur neemt je mee in verschillende verhalen. Hij vertelt enerzijds anekdotes over zijn jeugd, uiteraard altijd met een verwijzing naar zijn vader. Anderzijds keert hij regelmatig terug naar één bepaalde vader-zoon reis langs de muur van Hadrianus. En dan zijn er nog de korte passages waarin hij zijn vader toespreekt in het nu. Het duurde toch een twintigtal pagina’s voordat ik in de flow van het verhaal zat. De omschakeling tussen deze drie terugkerende verhaallijnen gebeurt zeer frequent. Je zit zelden langer dan een blad in hetzelfde verhaal en soms is het slechts een paragraaf. In het begin vergde dit wat concentratie.
Doorheen het boek toont de schrijver dat hij vaak met zijn neus in de boeken zat (zit). Hij verwijst namelijk regelmatig naar schrijvers. Zo passeren onder andere Kafka, Mulish en Buysse de revue. De vergelijkingen die hij maakte voegden dikwijls een vleugje humor toe aan het verhaal. Deze literaire input deed mij graven in mijn eigen geheugen (of zelfs eens googlen) en bracht me terug naar de lessen Nederlands waarin de werken van deze schrijvers nog steeds op het programma staan. Ook de commentaar die hij gaf op Britse gewoontes (of misschien zeg ik beter ‘de Britse keuken’) waarbij hij veralgemenende (naar mijn mening terechte) uitspraken doet, vond ik hilarisch.
De manier waarop Sam de Graeve over zijn vader schrijft, wijst op een sterke en warme band. Hoewel hij in zijn anekdotes niet altijd mild is voor zijn vaders’ autoritaire rol als vader, lijkt het vooral uit te monden in respect. Ik ben ervan overtuigd dat bijna iedereen, net zoals de auteur, momenten kan aanhalen waarin we onze vader vervloekten en een andere wenste. Zulke gebeurtenissen worden geleidelijk vage herinneringen om uiteindelijk uit te monden in dankbaar voor hoe onze vader ons gevormd heeft tot wie we zijn.
Jasmien Maes, gastrecensie