Juffrouw Baudelaire
Tweehonderd jaar na zijn geboorte blijft Baudelaire populair, en al van bij het begin is hij aanwezig in het werk van Yslaire. En toch bekijkt de tekenaar het duivelse en autobiografische De bloemen van het kwaad door de ogen van Jeanne Duval… de geliefde en gehate muze van Baudelaire. Over Jeanne is bijna niets bekend; haar geboortedatum, haar sterfdatum, zelfs haar echte naam kennen we niet. We hebben alleen een paar getuigenissen, portretten getekend door Baudelaire zelf, een niet-geauthentiseerde foto van Nadar, en de gedichten met haar als muze. Jeanne is ‘de onzichtbare van een hele periode’ die weer opduikt in de feministische echo in onze tijd. Ze is gebrandmerkt als mulattin, creoolse, kreeg ‘Zwarte Venus’ als bijnaam, verwijzend naar de ‘Hottentot-Venus’, en verenigt alle vooroordelen van een misogyne en racistische eeuw.
Dit jaar wordt in Frankrijk Baudelaire zijn tweehonderdste geboortedag gevierd. Baudelaire is een naam die iedereen die de liefde voor het geschreven woord omarmt ooit in het leven ziet passeren. Zijn beroemdste bundel ‘Les fleurs de mal’, door velen nog gelezen, werd bij uitgave in 1857 door de toen heersende burgerij als te vrijmoedig en schandalig bevonden. het werd aanzien als een regelrechte belediging van de wetten die het geloof en de moraal beschermen. Uiteindelijk werden zes gedichten uit de bundel verboden, om dat ze 'obscene of immorele uitdrukkingen bevatten' en 'kwetsend voor de eerbaarheid' zouden zijn. Het bewogen leven van deze bohemien-kunstenaar spreekt nog tot de verbeelding van velen.
Voor eenieder die op korte tijd wel wil kennismaken met Baudelaire heeft Yslaire een stripbiografie gemaakt gezien vanuit het oogpunt van Baudelaire zijn muze, zijn ‘zwarte Venus’. Yslaire vertaalt en tekent dit levensverhaal gebaseerd om historische feiten in een grandioze beeldbiografie. Iedereen die het oeuvre van Baudelaire kent weet dat die verguisde Zwarte Venus niemand anders was dan Jeanne Duval, als dat haar echte naam wel was want er is bitter weinig geweten over die vrouw. Wat we wel weten is de passie die Baudelaire voelde voor deze Creoolse schoonheid, iets dat kan opgemaakt worden uit de illustraties die Baudelaire maakte bij zijn woorden en een schilderij van Manet (baudelaire’s maîtresse). Die passie beheerste zijn leven.
Yslaire waagt zich ver in zijn beelden hij zet Baudelaire neer als een verwende dandy die er (op historische feiten gebaseerd) op twee jaar tijd de helft van het familiekapitaal doorheen verbraste, een dronkenmans- en genotsleven op nastreefde, bordelen bezocht, syfilis opliep en samen met zijn decadente kunstenaarsbende rond Nadar, Gérard de Nerval, Theodore de Banville tegen alle heilige huisjes trapt.
Duval is niet alleen zijn geromantiseerde muze maar ook zijn demoon en het is aan deze verzonnen beeltenis, want er is te weinig geweten over haar, dat Yslaire het levensverhaal van Baudelaire aanhaakt. Een gewaagde keuze. Maar Yslaire doet dit met veel bravoure. Hij zweept je op doorheen pagina’s vulgaire aan porno grenzende sex maar ook via prachtige paginagrootte combinatiebeelden die je recht in de geest van een getormenteerde ziel torpederen.
Het verhaal start met enkel prachtige paginagrote illustraties die meteen de mystiek van het verhaal neerzetten. Neem de tijd om die te bekijken. Ze weerspiegelen de hele sfeer van dit verhaal, desolaat, treurnis en droefheid. Je maakt kennis met Baudelaire en Duval de een orerend de ander wulps kroelend in bed. Na deze pagina’s zie je bij de begrafenis van Baudelaire op de achtergrond de Creoolse terug. De tijd heeft geen genade gehad met haar, net zoals de maatschappij en de vijandige wereld waarin ze moest overleven. Ze wil de puntjes op de i zetten en haar verhaal vertellen. Zij schrijft haar brief naar de moeder van Baudelaire over het turbulente en conflictueuze leven dat ze samen met Baudelaire leidde, het conflict tussen liefde en vervloeking. Het is een weg naar de totale zelfdestructie. Maar een weg via prachtige beelden in donkere tinten, dikwijls macaber en expliciet die een voortdurende tweestrijd uitstralen.
“Juffrouw Baudelaire,” je pakte mij vast, begeesterde mij en dreef mij zonder mededogen doorheen je beeldende pracht en praal en liet mij beduusd achter.
Jan Stevens, redacteur boekensite.gent