Verdriet en boterkoek, hoe de oorlog is verdwenen Verdriet en boterkoek
In ‘Verdriet en boterkoek’ vertelt Margalith Kleijwegt over hoe verschillende generaties binnen haar familie omgaan met de Joodse identiteit. Haar moeder, documentairemaakster Netty Rosenfeld, was Joods opgevoed, had ondergedoken gezeten en worstelde met haar beladen verleden. De oorlog had ze ‘van zich afgevochten’, het Joods-zijn beschouwde zij vooral als een last. Voor Kleijwegt was die gespleten houding ingewikkeld. Ze voelde de zwaarte van dat verleden, haar eeuwige gevecht met het Jodendom en wist niet altijd hoe daarop te reageren. ‘Mam, mag ik mijn keppeltje al op?’ vroeg haar achtjarige zoon lang voordat de seideravond zou beginnen. Zo’n blijmoedige associatie met het Jodendom verraste en ontroerde Kleijwegt. Diezelfde onbekommerde houding zag ze bij de kinderen van haar broer, en bij de kleinkinderen van haar neef Jaap die in de oorlog als klein jongetje ondergedoken had gezeten. Geen ongemak meer, maar trots.
Kleijwegt vertelt in een intiem familieverhaal hoe drie generaties met dat verleden, ‘die shit van jullie’, omgaan.
“Ik groeide op zonder te weten wat het Jodendom inhield, behalve verdriet en boterkoek”
Kleijwegt zit in dit boek, waarin ze onderzoekt hoe drie generaties in haar familie de oorlog verwerken en omgaan met hun Joodse identiteit, zowel als schrijfster als de journaliste die ze is.
Haar moeder Netty en Netty’s tien jaar oudere zus Esther zijn de uitgangspunten van waaruit ze het verhaal van haar familie vertelt. Maar er zijn talloze families met dezelfde geschiedenis wat dit boek een breder raakvlak geeft. Ze onderzoekt de invloed die het verleden heeft op kinderen, kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen en moet zich noodgedwongen beperken tot opsporingswerk naar de familie van haar grootmoeder. Van de familie van haar grootvader ontbreekt na de oorlog elk spoor.
De familie Rosenfeld Cohen behoorde tot de gegoede middenklasse. Met een goedlopende uitgeverij en tot aan de oorlog in het bezit van grote, comfortabele huizen aan de Amsterdamse grachten. De generatie van haar grootouders waren nog orthodox-Joods en zo werden de zusjes Netty en Esther ook opgevoed. Er werd van uitgegaan dat ze later ook met een Joodse man zouden trouwen. Ook daarvoor zette de eigengereide Netty zich al af tegen haar Joods-zijn. Netty Rosenfeld was amper twintig toen de oorlog haar dwong onder te duiken bij een gezin in Eindhoven. Haar zus Esther zat een paar straten verder ondergedoken zonder dat ze elkaar ooit zagen. Herman, de man van Esther probeerde met een vriend Engeland te bereiken maar werd verraden en hun tweejarige zoontje Jaap kwam bij een familie in Laren terecht bij een warm en kunstzinnig gezin waar hij zijn hele verdere leven met weemoed aan terug zal denken.
Met een Joodse moeder en een hervormd opgevoede vader die het geloof vaarwel had gezegd waren ze bij Margalith Kleijwegt thuis niet belijdend religieus. Ze gingen niet naar de kerk en niet naar de synagoge. Haar moeder ontkende niet dat ze Joods was maar ze wuifde het weg. ‘Ik ben Joods geworden door de oorlog,’ zei ze altijd met spijt in haar stem. Dat was geen keuze geweest, maar was haar door de Duitsers opgedrongen.’ Daardoor associeerde Margalith Kleijwegt “Joods-zijn met het onderhuidse verdriet van haar moeder, haar angsten en depressies.” Wat Margalith Kleijwegt duidelijk maakt is de naïviteit waarmee haar familie, en met uitbreiding de meeste Joden, de ernst van de situatie niet doorhadden toen Hitler en het steeds verder voortschrijdende antisemitisme de bovenhand kregen. ‘Juist omdat ze zo goed geassimileerd waren in de Nederlandse maatschappij konden ze niet geloven dat ze in Nederland gevaar liepen.’ Iets wat de jongere generaties niet altijd begrijpen.
De generatie van Netty worstelde nog met de zwaarte van de oorlogsjaren, ieder op hun eigen manier. Zo verwerkte Netty de oorlog vooral door haar Joodse identiteit te verdringen en zich op een glansrijke carrière bij radio en televisie te storten terwijl Esther zich meer in de slachtofferrol stak (Esther had er de voorkeur aan gegeven om na de oorlog niet veel meer over de oorlog te praten. Al die rottigheid probeerde ze door er niet meer aan te denken achter zich te laten.)
Geen wonder dat hun kinderen vooral verward waren over de manier waarop ze daarop moesten reageren. Zo hoorden de kinderen van Netty dat ‘die Jodin niet op de radio thuishoort’ en kreeg Netty zelf te horen ‘dat ze haar zijn vergeten te vergassen’ wat haar panisch maakte van angst. Dat antisemitisme nog steeds bestond hakte er natuurlijk in als kind. En de weerstand en het ongemak dat ze voelden stoelde op het krampachtige gedrag van hun moeder. Ze worden alert. ‘Op je hoede zijn, extra goed luisteren naar wat anderen zeggen, opschrikken als het woord ‘Jood’ in een conversatie valt, is ook bij mij een tweede natuur geworden.’, zegt Margalith. Bij hún kinderen zagen ze dan weer een nieuwsgierigheid naar de omstandigheden van hun grootouders. Ze vonden het verleden van hun grootouders eerder spannend dan bezwarend. (‘Die shit van jullie,’ zeiden Kers en Ben als ze het over het oorlogsverleden van hun familie hadden. Vooral dat ‘jullie’ liet zien hoe ver die periode inmiddels van hen af stond. De ballast was weg.’ Een evolutie binnen drie generaties in één familie, van het Jood-zijn ervaren als een last tot het natuurlijk aanvaarden van het Jood-zijn. En ze zijn ook weerbaarder. ‘Als er grappen over gaskamers worden gemaakt, zeg ik daar wat van. Dan vertel ik wat mijn familie is overkomen, dat een deel van hen in de gaskamers is beland en hoe zo’n opmerking mij persoonlijk raakt. Als ik op dat moment zou zwijgen, zou dat een schending van de band met mijn opa zijn.’
Een familieverhaal als dit kan natuurlijk nooit een afstandelijk en emotieloos verhaal zijn en dat geeft de lezer een brug naar begrip en empathie. De oorlogsomstandigheden waren voor Kleijwegt ’s grootouders dramatisch en catastrofaal, geen wonder dat het verlies van levens en bezit, het moeten verbergen van identiteit, de doorstane vernederingen en het ontdekken dat antisemitisme ook na de oorlog niet verdwenen was, zijn sporen heeft nagelaten tot in de volgende generaties.
De familiefoto’s in het midden van het boek zijn een mooie aanvulling van de tekst en het originele recept voor boterkoek is een leuke extra.
“De hele familie, met kinderen en kleinkinderen, met neefjes, nichtjes en achterneefjes is aanwezig op de zeventigste verjaardag van neef Jaap en “hoe troostrijk het was dat dat kleine beetje (overgebleven) familie zich had vermenigvuldigd…..Wie had dat ooit gedacht?”
Marianne Verschaeren, huisrecensente