Hoe verschillig

auteur: 
Marjoleine de Vos
ISBN nummer: 
9789028211070
uitgeverij: 
Van Oorschot
Body: 

Het maakt niet uit haMarjoleine de Vos - Hoe verschillig.jpgast waar je bent,
een plein of stad, het weidse land,
elk uitzicht spreekt je van voorbij.
Of nooit geweest, maar toch gemist.

‘Wie is er terug? Ben jij dat man van mij? / ben ik die blije trouwe vrouw die niets / dan wachten deed op jou?’ Aan het woord is Penelope, de echtgenote van Odysseus die twintig jaar lang in Ithaka wacht op de terugkeer van haar man. Tegelijk is het de stem van een dichteres die, na acht jaar te hebben gezwegen, een nieuwe bundel uitbrengt waarin afscheid, sterfelijkheid, melancholie en herdenken centraal staan. Daardoor lijkt Penelope hier te spreken met de stem van de dichteres, die twee jaar geleden een zwaar persoonlijk verlies leed, al moet je altijd voorzichtig zijn met het vereenzelvigen van degene die de gedichten schrijft en degene die daarin aan het woord is. Het is niet omdat je dénkt de stem van die dichter te horen, dat die veronderstelling ook juist is.

De Vos verwerkt bovenvermelde thematiek in 41 gedichten die bol staan van de alliteraties (‘ik zwom naar de zon en Bach / zat zachtjes te zingen’), eindrijm (‘we praten zacht onder een parasol / de toekomst van ons leven vol’), binnenrijm (‘Voelt de boom fantoompijn als zijn blad / verwaait?’), halfrijm (‘Vogels fluiten in de straat mooi als ooit’). Dat geeft de teksten, die qua lengte variëren van vier regels tot anderhalve bladzijde lang, een soepele cadans en een aangenaam ritme.

“Hoe verschillig”, een woord dat niet bestaat in onze taal en zich laat lezen als het tegenovergestelde van onverschillig, is opgedeeld in vier delen en een slotgedicht. In het eerste deel, “Odysseus keert niet terug”, keert de held uit de “Odyssee” niet terug zoals hij Ithaka ooit verliet. Er is iets ingrijpends veranderd sinds zijn vertrek. Er is sprake van definitief verlies, van iets dat nooit meer op zijn oude plaats terugvalt. ‘Hij zei: Ik weet dat jij het bent, maar anders / toongezet. Kom zing nu dat duet met mij’, klinkt het in “Hij kwam ik heb hem niet herkend”. Maar tot dat duet komt het niet meer. De link met het epos van Homerus is onmiskenbaar, die met iets of iemand onherroepelijk kwijtraken ook.

In “God doet de rest” kijkt de verteller terug naar wat was en niet meer zal zijn. Er klinkt opstandigheid en berusting in de gedichten, zonder enige vorm van lijdzaamheid. In de verte gloort zelfs iets dat op later lijkt, op hoop. Al blijft wat daar ligt onscherp en ongewis, want ‘wij roeien ruggelings naar later’, een van de mooiste beelden uit deze op dat vlak toch al rijke bundel. Maar het zal nog wel even duren eer het zover is. Er is nog veel rouw over en nog veel te herdenken: ‘Ik wen nog niet. Ik wil je ogen zien / en zie ze niet – wie heeft je zo gewist? In mij zou je toch leven, ik zou / niet even maar voorgoed bewaarplaats zijn (…) Dit ben jij nog / een pen die krast over papier. / Ach dat gezicht van je. / Ik krijg het niet meer hier.’

Het derde deel, “Gedichten zeiden dat alles voorbij moest gaan”, telt tien gedichten en staat in het teken van afscheid nemen. In ‘Maar dat was later’ beseft de dichter pas achteraf hoe gelukkig ze was, hoe onschuld en vreugde hand in hand liepen en hoe die handen elkaar van langsom steeds minder krachtig vasthielden. In ‘Ik was de prins’ wordt duidelijk waarom: ‘Prinsen blijven nooit, ze zeggen / ‘welterusten en vertrekken’. Opnieuw is de link met de Odyssee overduidelijk, maar ook die met het leren leven met gemis dringt zich opnieuw op. Het sterkst komt die laatste link tot uiting in het drieluik ‘Les temps des cerises’, en dan met name in het derde deel.

“En dat de afgrond altijd loert. Het eind

bespeur je niet, totdat de trein keihard

het kopstation in knalt

en heel het glazen dak onbreekbaar

in miljoenen flonkers valt.”

“Het mooie overhemd weer aan” is het laatste en omvangrijkste deel van de bundel, met zeventien gedichten waarin weemoed, saudade en melancholie, maar ook het zoeken van een nieuwe richting en misschien een nieuw doel de toon bepalen. De titels van een aantal gedichten spreken wat dat betreft boekdelen: “Een uitzicht tegemoet”, “Reisdoel”, “Wij hadden onze tijd”, “Verder leven”, “Melancholie van het heden”. Er zit veel verlangen in dit deel, naar minder geschonden tijden, naar de terugkeer van oude zekerheden (‘Herinneringen noem je dat, het vage beeld / de lichte klank’), naar iets onbestemds (‘Het maakt niet uit haast waar je bent, / een plein of stad, het weidse land, / elk uitzicht spreekt je van voorbij. / Of nooit geweest, maar toch gemist.’).

Bij Marjoleine de Vos keert Odysseus niet terug bij zijn geliefde en geduldig wachtende Penelope, zoals de protagonist in haar leven en in dat van talloos veel anderen ook niet terugkeerde. Wat blijft is leegte en de hunkering om die leegte opgevuld te zien. Net daarin schuilt een van de drama’s en de bezieling van de mens. De Vos weet beide in behoedzaam gebeeldhouwde taal te gieten.

"WAAR ZIJN WE NU?

De boei toont ons dat we er zijn

maar dat wij toch de rust niet vinden.

Wij liggen hier heus niet voorgoed.

Wie zegt er dan ook dat dat moet?

Ons even zijn in dit hier stil en wijd

dat is genoeg, dat is ons meer

dan eeuwigheid."

Martin Overheul, redacteur Boekensite Gent

prijs: 
€ 18.95