Dagboek van een fotograaf. Coronawandelingen
Op 13 maart 2020, precies het moment dat de wereld stilviel, begon Stephan Vanfleteren te wandelen. Hij wandelde bij valavond, vaak was hij uren onderweg. Hij zag het lente worden. ‘Alles zoals altijd. En toch kijk je nu beter. Je ziet dat de winterstormen het strand hebben veranderd. Dat vloed anders terugstroomt naar de zee. Je fantaseert uitvergrote virussen in de kruinen van de geknakte bomen.’ Gaandeweg raakt hij op de 15 kilometer rond zijn huis uitgekeken en breidt hij zijn actieradius uit. Onderweg fotografeert hij, maar hij houdt ook een dagboek bij.
Als wereldvermaard fotograaf een dagboek publiceren waarin geen enkele foto staat. Dat is wat Stephan Vanfleteren doet in zijn, overigens zeer fraai uitgegeven, eerste boek als schrijver. Daarmee zal hij heel wat van zijn bewonderaars teleurstellen, maar de keuze is weldoordacht: in dit boek draait het om woorden en niet om beelden. Al is het in het geval van Vanfleteren ondenkbaar en ondoenbaar die twee los van elkaar te zien. Gaandeweg blijkt dat zelfs als hij schrijft het vooral over kijken gaat, over het zien van beelden en hoe die op foto vast te leggen.
Ook voor mensen met een immer uitpuilende agenda is de quarantaine tijdens de coronacrisis een fel schijnend rood stoplicht. Vanfleteren ziet zich genoodzaakt opdrachten af te zeggen en staat daardoor ineens voor een zee van tijd. Hij besluit die tijd te spenderen aan het maken van steeds langer durende wandelingen in de ruime omgeving van zijn woonplaats Veurne, een pittoreske kleine stad in de Westhoek, op minder dan een kwartier rijden van de Belgische kust en de Franse grens. Tegelijk beslist hij de indrukken die hij tijdens die wandelingen opdoet, ‘verhalen van een kijker, overpeinzingen van een wandelaar’, bij te houden in een ‘dagboek van een mijmeraar’. Wandelen om de ziel te luchten, zoals Joke Hermsen het ooit treffend formuleerde, is dan ook nooit ver weg.
Tijdens die wandelingen, in het vaste gezelschap van zijn hond Kosmos, is hij gewapend met een simpel fototoestel en krijgt de lezer volop de kans de omgeving te bekijken door de ogen van de fotograaf. Dat leidt tot mooie bespiegelingen als ‘Duister maakt alles kleurloos. Het groen van het bos wordt grijs. Nachtblindheid. Mijn ogen worden oud. Of worden ze moe van al dat kijken?’, ‘Licht is mijn enige wapen’, ‘Gedrukt papier is anders dan een computerscherm. Bij het ene valt het licht op iets, bij het andere gaat het licht door iets. Landen of doorboren’, ‘Wat snel is, bevries ik. Wat onbeweeglijk lijkt, doe ik bewegen. Het is bewegen om vast te leggen, het is wandelen om stil te staan’, ‘Zoeken naar zien. Verslaafd aan kijken’ en ‘Leegte wordt beter vertaald als hier en daar een personage loopt’.
Vanfleteren toont zich in zijn dagboek een gulzige kijker met een scherp oog voor details. Dat kijken beperkt zich niet tot objecten die zich lenen om gefotografeerd te worden, maar richt zich ook op de manier waarop mensen tijdens de lockdown in België met elkaar samenleven. Daarin beperkt hij zijn horizon grotendeels tot zijn gezin, enkele vrienden en de streek waarin hij woont, de Westhoek. Zo verliest hij het overzicht niet. Hoe langer de quarantaine duurt, hoe meer zijn blik zich lijkt te richten op wat bekend is. Zoals de zee, die een belangrijke rol speelt tijdens veel van deze coronawandelingen. ‘Ik sta recht met de voeten in de zee en kijk de leegte in. Een mens is geen vluchtdier, vandaar dat onze ogen niet aan de zijkant van ons hoofd staan. Wij zijn jagers met de blik naar voren gericht. Jammer, want daardoor kan ik de zee nooit in één gezichtsveld vatten.’
Dagboek van een fotograaf laat zien hoe Stephan Vanfleteren kijkt en denkt, hoe hij verbanden legt tussen wat hij ziet en hoe hij dat wil vastleggen – zijn wandelingen leverden hem duizenden foto’s op – en welke innerlijke én materiële strijd hij daarbij vaak moet voert om het beeld dat hij in zijn hoofd heeft overeen te laten stemmen met het beeld dat hij in zijn camera heeft gevangen, heeft ‘bevroren’. Het werpt een onthullende blik op zijn dagelijkse gevecht met licht en schaduw, een gevecht dat hij nog lang niet gewonnen heeft. ‘Mijn hele loopbaan al heb ik een moeilijke verhouding met zonlicht. In de ochtend of avond is ze me goed gezind, maar hoog in de hemel kan ik er weinig mee. Niet voor portretten, noch voor landschappen. Ik heb al vaak met bewondering gekeken hoe collega’s de zon in hun greep houden, maar mij lukt het vooralsnog niet.’
Martin Overheul, redacteur beokensite.gent