Tuimelingen over leven, kunst en kijken

auteur: 
Bernard Dewulf
ISBN nummer: 
9789045042800
uitgeverij: 
Atlas Contact
Body: 

Tuimelingen.jpg‘Tuimelingen’ is Bernard Dewulf’s nieuwste beschouwende werk. Het bevat essays en beschouwingen over leven, kunst en zinnelijkheid. Wie het werk van Dewulf enigszins kent, weet dat dit de drie-eenheid is waarover hij al jaren schrijft. Maar inniger nog dan in vorige bundels zijn die drie thema’s nu vervlochten. Zoals in zijn essays over eenzaamheid, verlangen, troost, verbeelding, over stilte in de kunst, het naakt en de mannelijke blik, over de vrouw en het licht in schilderijen, over ons zoenen
en over geliefde kunstenaars als Pierre Bonnard, Hugo Claus en Edward Hopper. Daarnaast overziet Dewulf in een fraaie reeks kortere beschouwingen ons tijdsgewricht aan de hand van beelden van ons dagelijks bestaan. Niet voor niets noemt hij zijn ‘Tuimelingen’ een ‘kroniek van een kijken’. Het is wat deze schrijver telkens weer doet: even lucide als zinnelijk kijken en schrijven. En ons mee laten kijken.

‘Bij veel mensen zie je dat kijken de plaats van denken heeft ingenomen,’ merkte de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer ooit op. Kijken was voor hem niets meer dan registreren, opmerken. Daar hield het voor hem mee op. Zien gaat veel verder dan dat, lijkt Schopenhauer te zeggen. Zien stopt niet bij gadeslaan, maar is letterlijk gewaarworden wat je ziet, dat ontrafelen, vervolgens kaderen in een context en over dat perspectief nadenken. Het klinkt complexer dan het is, al is het waarschijnlijk niet iedereen gegeven om op die manier voor een schilderij, een foto of een landschap te gaan staan en verder te zien dan wat zich aan de oppervlakte voor je openbaart.

In “Tuimelingen”, dat de ondertitel ‘Over leven, kunst en kijken’ kreeg, is het dat wat Bernard Dewulf doet. Nauwkeuriger kijken zodat hij op een bepaald moment ziet. Als hij bijvoorbeeld voor een schilderij van Edward Hopper staat, let hij niet enkel op de afbeelding, maar openen er zich nog andere dimensies. ‘Een schilderij is voor mij vaak, laat ik het zo zeggen, een stiltegebied dat ik zie. Het maakt die stilte zoveel hoorbaarder voor mij.’ Daar zit een mooie contradictie in, want hoorbare stilte is objectief beschouwd geen stilte maar geluid. Sinds de dichter J.C. Bloem in 1931 in zijn gedicht “Zondag” de regels ‘De stilte, nu de klokken dooven / Wordt hoorbaar over Zondagsch land’ schreef, en Martinus Nijhoff, hier overigens geciteerd door Dewulf, vijf jaar later de zinnen ‘maar een stilte van het soort / waar dingen in worden gehoord / die nog nimmer het oor vernam’ dichtte, mogen we deze tegenstelling gerust terzijde schuiven: stilte is zichtbaar en hoorbaar.

De bundel is opgedeeld in drie delen, ‘Leven’, ‘Kunst’ en ‘Kroniek van een kijken’. Van die drie is het deel ‘Kroniek’ het omvangrijkst. In ‘Leven’ zijn zeven beschouwingen verzameld, die onder meer over eenzaamheid, verlangen, troost en zinnelijkheid gaan. In ‘Tuimelingen in het blauwe niets’ vertrekt Dewulf vanuit een artikel over eenzaamheid dat hij leest in The New York Times om gaandeweg te constateren dat ‘ons even ingeschapen als fatale onvermogen elkaar te bereiken, van lichaam tot lichaam, onze eenzaamheid haar bestaansreden geeft’. Het is een overpeinzing waarin een aantal van zijn preoccupaties terug zijn te vinden: zoeken naar verbinding, begeerte, bekoring, ontroering, verwondering en spleen in de vorm van zacht levensverdriet.

Ook in ‘Van koffie tot genade’, een bijna poëtische verhandeling over ons verlangen naar en behoefte aan troost, hanteert hij een soortgelijke methode. Nu wordt de aanzet gegeven door twee boeken, “Over de troost van pessimisme” van wijlen Herman de Coninck en “De troost van de filosofie” van filosoof Alain de Botton. Het leidt tot een reflectie waarin Bertold Brecht, Albert Camus (met name diens essay over Sisyphus) en Samuel Beckett om de hoek komen kijken. ‘Tussen iedereen en alles,’ schrijft Dewulf, ‘gaapt het gat. […] Daar is geen ontkomen aan. Nooit zullen wij samenvallen. Precies in die scheiding schuilt de hoop. Troost gloeit dan op in de toenadering, de nadering en het uitzicht op verbinding.’ Dit is een van de mooiste stukken uit deze bundel, waarbij mooi in wezen een ontoereikende omschrijving is voor wat de lezer hier krijgt aangeboden.

In het deel ‘Kunst’ wandelt Dewulf door zijn favoriete tuin, die van de beeldende kunst. Hij staat oog in oog met werk van zijn zo geliefde Pierre Bonnard en weet zijn vervoering, zijn tomeloze enthousiasme perfect te kanaliseren, nergens wordt zijn bezieling extatisch, hij kijkt en ziet niet alleen het doek, maar ook wat er zich op dat doek allemaal aan je openbaart. ‘Zie vooral: het licht. Het tegenlicht. Het hoogzomerlicht. Het valavondlicht. Het jubelende en het afgrondelijke licht. Met zo vaak een sluimerende tristesse erin.’ Met enkele woorden typeert hij het werk en de persoon van de minder bekende Agnes Martin, wier werk naar eigen zeggen het best onder de noemer abstract expressionisme paste. Haar werk is onbekend in ruime kring omdat ze ‘heel weinig lawaai heeft gemaakt. Ze leefde tégen het lawaai. Zo stil als een potlood over papier.’ Woorden die de contouren hebben van een gedicht.

Ook in ‘Een genadige drie-eenheid’ is Dewulf gul met dit soort formuleringen. De drie-eenheid waarvan hier sprake is, is die van het licht, het raam en de vrouw. Hij trekt hierin een rechtstreekse lijn tussen ‘Het melkmeisje’ van Johannes Vermeer en ‘Morning Sun’ van Edward Hopper: ‘Vermeer en Hopper delen, zoals alle grote schilders doen, over de eeuwen heen een aloude vereniging: tussen licht, mens en ding. In hun beelden, in hun verf gloeit de vraag: wat is uiteindelijk het verschil? Alles is niets zonder licht, het licht is niets zonder alles.’ Het biedt je als lezer de mogelijkheid om door de ogen van de dichter mee te kijken en te zien wat hij ziet. Vanuit die optiek is het jammer dat er geen reproducties van de besproken kunstwerken in de bundel zijn opgenomen, al zet het ontbreken van een afbeelding de lezer er wel toe aan zijn verbeeldingskracht optimaal te gebruiken. En biedt dat geen soelaas, dan is er nog altijd het internet als uitwijkmogelijkheid.

In ‘Kroniek van een kijken’ ten slotte, is geen sprake van een strikte categorisering van onderwerpen. In die kortere stukken passeren kunst, literatuur, muziek, fotografie, sport en nog veel meer de revue. Ze doen dat telkens op de wonderlijke manier die eigen is aan het kijken, associëren en bewonderen die Dewulf zich door de jaren heen eigen heeft gemaakt. En blik waarin de verwondering nog springlevend is, waarin kijken zich sublimeert tot zien en waarin de taal elke keer weer wordt aangewend om dat zien trefzeker onder woorden te brengen.

Martin Overheul

Redacteur Boekensite Gent

prijs: 
€ 22.99