Trofee
Hunter White leeft voor de jacht op groot wild: in die ultieme krachtmeting met de natuur voelt hij dat hij leeft. Maar als hij naar Afrika vertrekt om een neushoorn te schieten, de laatste van de big five die hem nog ontbreekt, geeft het lot de jacht een andere wending. Zijn droom verandert algauw in een nachtmerrie die hem steeds dichter bij de duisternis in zijn eigen hart brengt. Is er nog een weg terug?
Trofee is een ode aan de wilde natuur en een scherpe kritiek op onze omgang met Afrika.
Sommige romans hebben het in zich de mensen een geweten te schoppen. Vanwege de thematiek, hun maatschappelijke standpunt, het feit dat ze het gelijk aan hun zijde hebben of omdat ze wantoestanden aanklagen, zonder daarbij een bepaalde opvatting aan de lezer op te dringen en zo dus niet te verworden tot een pamflet. “Trofee” van Geae Schoeters is zo’n roman. ‘Een ode aan de wilde natuur en een scherpe kritiek op onze omgang met Afrika’ staat er te lezen op de achterflap, en dat is deze keer geen loos verkooppraatje.
In dit boek staat de jacht centraal, niet de wat minder schadelijke safari waarin de deelnemers gewapend zijn met een fototoestel, maar de jachtpartij met échte wapens, die vroeg of laat zou moeten eindigen met de dood van een prooi, met het zichzelf toe-eigenen van een trofee. Jager van dienst is John Hunter White, een naam die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Hunter is een succesvolle koper-verkoper van eender wat, die tijdens de jacht zal worden bijgestaan door Van Heeren, een blanke Afrikaan met een schimmige achtergrond. Schoeters zet haar hoofdpersoon, een man die niet meteen aanzet tot gevoelens van genegenheid, in vijf meedogenloze zinnen neer. ‘Hunter houdt van zijn job, precies om dezelfde reden dat hij van de jacht houdt. Wat hem aantrekt, is niet de winst, maar de kick van het risico: in de huidige, overbeschaafde wereld is de beurs een van de laatste branches, op georganiseerde misdaad na, waarin branie nog daadwerkelijk wordt beloond. De adrenalinerush van een geslaagde deal verschilt weinig van de endorfineopstoot die hij voelt op het moment dat hij een prooi omlegt. Wat hij koopt, laat hem koud: dat hij het te pakken krijgt, vóór zijn concurrenten, is het enige wat telt. Diezelfde drang drijft hem tijdens het jagen: niet het verlangen naar de prooi, maar het doden zelf.’
Hunter heeft voor veel geld een licentie gekocht om een zeldzame zwarte neushoorn te mogen schieten, de enige van de zogeheten big five die nog niet op zijn palmares staat, maar daar komt het door een slinkse actie van stropers niet van. Als alternatief stelt de begeleidende opzichter Van Heeren hem een vraag die hem aanvankelijk verbijstert: ‘Al gehoord van de big six?’ De geslepen Van Heeren stelt die vraag niet voor niets, hij had namelijk gezien met welke blik Hunter naar een jagende jongen had gekeken. ‘Eén ogenblik had Hunter naar de jongen gekeken zoals de jongen naar de eland keek – als naar een prooi. Eén ogenblik lang had hij geen mens gezien, maar een schitterende, begerenswaardige trofee.’
Vanaf dat moment loodst Schoeters je niet enkel door het morele labyrint van de jacht, een doolhof waarin je tegen vragen aanbotst over de legitimiteit van de jacht, de ethische aspecten die er vastzitten aan het doden van dieren die zich niet kunnen verdedigen tegen een dodelijk wapen en het eventuele belang van de jacht voor het faunabeheer. Vanuit het perspectief van de zesde trofee van de big six verscherpt ze de ethische kant van discussie rond de jacht, door een dier te vervangen door een mens. In dit geval een gekleurde mens, die je met een beetje goede wil kan zien als de incarnatie van het continent Afrika, opgejaagd, leeggeroofd en gedecimeerd door het Westen, hier gepersonifieerd door de arrogante en hoogmoedige Hunter (‘Voor hem in Afrika één groot natuurreservaat, door God geschapen om hem te plezieren; dat er ook mensen wonen, werkelijk wonen, heeft hij zich nooit echt bewust gerealiseerd, laat staan dat hij zich voor hen of hun levensomstandigheden heeft geïnteresseerd. Afrika is zijn pretpark, zijn jachtgebied. Meer niet.’) en de ongegeneerd opportunistische Van Heeren. Zij nemen wat ze willen, al dan niet tegen betaling, omdat ze, zoals het Westen dat nog steeds doet, handelen vanuit een onterecht gevoel van morele en intellectuele superioriteit.
Schoeters zorgt met deze wending bovendien voor een fikse dosis bijkomende psychologische spanning. Ze kruipt in het hoofd van de jager en tekent niet alleen haarscherp hoe die over de verhouding tussen de mens en de natuur denkt (‘elk dodelijk schot bevestigt de overwinning van de mens op de natuur’), maar ook hoe die tegenover het nemen van een mensenleven, de ultieme trofee, staat. Die elementen maken van “Trofee” behalve een meeslepende roman over de jacht ook een vlijmscherp portret van egoïstisch Westers denken, gedreven door eigenbelang en hovaardij, tegenover Afrikaanse wijsheid en pragmatisme. Die tegenstelling leidt in deze imponerende roman tot de enig mogelijke apotheose.
Martin Overheul
Redacteur Boekensite Gent