Vragen deed je niet
Hoge ogen gooide de Weense schrijfster Lida Winiewicz in 2018 met haar jeugdherinneringen in De verloren toon. Nu laat ze in Vragen deed je niet een boerenvrouw haar levensverhaal vertellen.
Jarenlang had Winiewicz een buitenhuis op het platteland. De arme boerin ernaast, die de sleutel van haar huis had, bekende eens dat ze als er niemand was daar ging zitten, genietend van de rust en denkend aan haar verleden. Dat verleden tekende Winiewicz op in dit authentieke relaas van de 77-jarige vrouw, geboren voor de Eerste Wereldoorlog, die haar leven lang keihard heeft moeten werken. Maar verbitterd is ze geenszins; ze is juist vol trots op het leven dat ze zelf heeft opgebouwd. En terwijl ze herinneringen ophaalt aan de grote liefde die ze heeft gekend, vertelt ze en passant over het veranderde boerenleven in de afgelopen eeuw.
“Puur,” als je de betekenis opzoekt van dat woord dat wij allen kennen kom je bij o.a. absoluut, bloot, echt, gewoonweg, klinkklaar, naturel, niet vermengd, ongeschonden. Dat doet Lida Winiewicz in ‘Vragen deed je niet.’ Zij beschrijft in een taal ontdaan van alle franjes waar alle frivoliteiten weggelaten zijn het leven van haar oude Oostenrijkse buurvrouw naast haar buitenverblijf op het platteland.
Zij geeft, ik zou eerder uit eerbied spreken van ‘schenken,’ haar woorden aan haar buurvrouw, Christine. Ze tekent haar levensverhaal op. Meteen een ode aan eenvoud en berusting maar ook volharding. Christine haar jongste herinneringen gaan terug naar haar zes jaar toen ze biddend, want vroomheid werd met de paplepel en letterlijk met de borst ingegeven, achter haar vader stond. Zij bad hevig uit alle macht dat haar vader die met verlof terugkeerde van het front iets zou overlaten van de laatste aardappelen gebakken met ui in de reuzel. Vader at alles op. Dit eerste hoofdstuk trekt je onmiddellijk in haar verhaal en zal je niet meer loslaten. Anderhalf uur en 160 pagina’s later kwam ik terug naar het heden. Na een levensloop van oorlogen, armoede, honger en alles wat van een mens een onmens maakt. Maar Christine zij berust, en doet wat ze moet doen. Vragen deed je niet. Het beschrijft het leven zoals het was als jong kind meedraaien om monden te voeden, afbeulen op het land en toch keuzes moeten maken. Wordt het boter of melk, worden het aardappelen of uien, vlees dat werd maar tweemaal per jaar gegeten op feestdagen. De constante honger en bittere armoede was alom aanwezig en bleven haar hele kindleven trouwe metgezellen. Maar het was zo en vragen deed je niet. Er waren er zelfs nog slechter aan toe.
Als Christine oud genoeg is om als meid aan de slag te gaan en dat was dan wel als varkensmeid of als stalmeid of als je geluk had als eerste meid was er voor het gezin een mond minder te voeden. Geld verdiende ze er niet, ‘t was kost en inwoon maar slapen deed je sowieso in de stal bij de dieren. Het tij keert ietwat als er geld komt uit Amerika zodanig dat haar ouders een koe en zelfs een boerderijtje kunnen kopen maar ’t blijft overleven op de rand van het onmogelijke. Haar leven draait verder in armoede, in onderdrukking en zijn het niet de herenboeren of grootgrondbezitters dan zijn het de nazi’s en als die het niet zijn dan waren het de Russen. Gelukkig vindt ze de liefde, maar ook die liefde moest naar het front. Vragen deed je niet, je wachtte of die heelhuids terugkwam met als zijn ledematen en niet in zichzelf gekeerd.
Het is het verhaal van zovelen, levensverhalen die wij ons nu nauwelijks kunnen voorstellen maar wat dit boek zo uniek maakt is die onderkoelde vertelstijl en die berusting van Christine want vragen deed je niet. Die spaarzaamheid in woorden maakt zoveel indruk dat je dit gewoon in een ruk uitleest. Het zet ons, hedendaagse verwende burgers terug op ons plaats. Dit zou verplichte kost mogen worden in het secundair en voortgezet onderwijs. Al was het maar om onszelf in de spiegel te zien en ons te laten nadenken.
Jan Stevens, redacteur boekensite.gent