Alle gedichten
‘Dichten is geen wedstrijd, ook al kun je er prijzen mee winnen,’ schreef Remco Campert eens, ‘maar daarmee ben je nog niet de beste. Dat begrip bestaat niet in de poëzie.’ Hij mijmert verder en levert zich over aan een gedachtegang. ‘Misschien zou je
Gorter de beste dichter van de Lage Landen kunnen noemen, maar daar komen Lucebert, Kouwenaar, Van Ostaijen en Claus
al aangesneld. En Frank Koenegracht. Voor die laatste ben ik bereid “de beste” even te aanvaarden. Even maar, want ik wil
hem niet verstikken. Dit overkwam me bij nauwkeurige herlezing van Koenegrachts verzamelbundel. Neem het gedicht Epigram.
Mijn ziel is onzichtbaar en stroomt aldoor
maar ik blijf zo kalm als een raam op zondag
en in mijn verbeelding zit ik
tweemaal zo stil als jullie denken
terwijl alles wat donker is komt aansluipen
als een langzame lelijke vlieg.
En al ons denken is als een hondje
in de bocht van de weg.
Bij het laatste beeld spits ik de oren. Dit is geen slapende hond,
maar een klaarwakkere. Het is de poëzie zelf.’
“Alle gedichten – Frank Koenegracht”
‘Op zekere avond zijn wij dood
en liggen nog even in het licht
van de lamp boven de aarde’
Er is vaak sprake van de dood in de gedichten van Frank Koenegracht (1945), maar nooit gaat die dood gepaard met drama of een overschot aan emotie. De woorden, en daardoor de gevoelens, zijn nauwkeurig afgewogen want deze dichter gebruikt liever géén dan één bijvoeglijk naamwoord. Meer woorden staan immers niet garant voor meer zeggingskracht, wat meteen ook van toepassing is op het oeuvre van Koenegracht: 9 bundels en een handvol bibliografische uitgaven over een periode van 40 jaar. Hier gaat men derhalve sober en ingetogen om met taal en realiteit. We worden geboren, leiden een kort of lang leven, en sterven; de weg die het leven al eeuwenlang bewandelt.
‘Als je dood bent op een dag
blijven de lampen rustig in hun fittingen
en ook de wc kan je gewoon doortrekken.
Wel voorzichtig want
het vlottertje werkte al niet goed.
Alles doet het nog: bijvoorbeeld
de overdrijvende wolkenvelden
en de matige tot krachtige tijdelijk harde
tot zeer harde wind uit uiteenlopende richtingen.’
Veel aardser kun je de dood en het voortgaan van het leven niet beschrijven dan in deze paar regels. Het doet denken aan de nuchterheid van moraalfilosoof Etienne Vermeersch die in een interview in Terzake ooit dit zei: ‘Er zijn eeuwen en eeuwen geweest waarin ik niet geleefd heb, en er zullen eeuwen en eeuwen zijn waarin ik niet leef.’ Er is stilte, dan enig rumoer, en daarna opnieuw stilte.
In het fraai uitgegeven “Alle gedichten”, een rijk overzicht van Koenegrachts dichterschap dat in 1971 begon met de opmerkelijke bundel “Een gekke tweepersoonswesp”, krijgt de lezer een goed beeld van de thema’s die de dichter al heel zijn schrijversleven hanteert: de al eerder gememoreerde dood, maar ook vaak absurde humor, melancholie en een milde vorm van waanzin. Dat laatste zal niet verwonderen als je weet dat Koenegracht van professie psychiater was. Een goed voorbeeld van absurde humor, is te vinden in het gedicht “Light verse” uit de bundel “Lekker dood in eigen land”
‘Onze oude zwarte poes is dood.
Hij was zo licht en plat geworden
dat je hem om hem per post te sturen naar God
– om God te eren –
bijna niet zou hoeven te frankeren.’
Naar gelang de jaren vorderen neemt die humor, die in het vroegere werk zeer nadrukkelijk aanwezig is, een minder vooraanstaande plaats in het werk van Koenegracht in. Er komt ruimte vrij voor meer beschouwende poëzie, al zorgt de dichter ervoor dat alle zwaarmoedigheid of mistroostigheid uit zijn verzen verbannen blijft. Net dat maakt bijvoorbeeld een gedicht als “Nu danst hij zelf door de lucht zonder bruid” zo krachtig.
‘Ik moet mijn bezoek afzeggen want
er is zo veel verdriet hier
dat ik het liever niet nog ergens anders zoek.
Ik ga vermoedelijk lezen
en daarna naar bed.
Misschien gaat het sneeuwen
maar ik denk van niet
aangezien het dooit.
Als het vroeger sneeuwde begon soms iemand
ineens te zingen: het sneeuwt, ’t zijn ijle vlinders
die dansen door de lucht.’
De breekbaarheid van sneeuw en vlinders gekoppeld aan de hardheid van het bestaan. Van verdriet over sneeuw naar dansende vlinders, het zou een oud Japans tafereel kunnen zijn.
De poëzie van Koenegracht moet het niet hebben van een breed gebaar, maar van subtiliteit. Van onopgesmukte taal. Over hem doet dan ook de bewering de ronde dat hij rustig 20 jaar kan wachten op de voltooiing van een gedicht. Om die reden noemt men hem op de website van de nationale bibliotheek van Nederland een ‘langzame dichter’. Daarin zit meteen een hint naar de lezer: de verzen van Koengracht laten zich bij voorkeur traag lezen. Wie bereid is te vertragen en deze gedichten mondjesmaat tot zich te nemen, wacht dan ook een kostelijke traktatie. De kunstliefhebber krijgt daar nog eens 16 prachtige illustraties van Koenegracht bij.
‘Slaap maar liefje ik hoop dat je droomt.
Zojuist stond je nog een beetje bij me
stil als een schaaltje water.
En ik stond bij het raam
voor te wensen dat mij iets bedrukte.
Maar mij bedrukte niets.’
Martin Overheul
Redacteur Boekensite Gent