Gespiegeld in een gouden oog
‘In het zuiden staat een fort waar enkele jaren geleden een moord werd gepleegd. De hoofdrolspelers in deze tragedie waren: twee officieren, een soldaat, twee vrouwen, een Filipino en een paard.’ Is dat niet een enorme spoiler aan het begin van deze roman? Bij McCullers is het juist een uitnodiging om verder te lezen…
Een eenzame soldaat raakt geobsedeerd door de vrouw van kapitein Penderton. Ze heeft een affaire met majoor Langdon, die met zijn depressieve vrouw vlak bij hen woont. Penderton realiseert zich intussen dat hij gevoelens koestert voor de soldaat, maar weet niet dat die ’s nachts zijn vrouw bespiedt.
Dit beklemmende en ontroerende verhaal werd bij verschijnen in 1941 bestempeld als immoreel en obsceen, vanwege de toespelingen op homoseksualiteit en seksuele passie, overspel en voyeurisme.
Een hete, borrelende vulkaan onder een stilstaand oppervlak.
In zijn voorwoord bij ‘Gespiegeld in een gouden oog’ schrijft die andere Grote Pen, Tennessee Williams, “Gespiegeld in een gouden oog is een van de zuiverste en krachtigste werken die zijn ontstaan uit het Afschuwelijke, dat de zwarte kern vormt van bijna alle belangrijke moderne kunst, van de Guernica van Picasso tot de cartoons van Charles Addams.’ Hij pareert hiermee de critici die na het succes van McCullers debuutroman ‘Het hart is een eenzame jager’ meenden dat deze opvolger minder geslaagd zou zijn.
Carson McCullers was pas 23 toen ze haar eerste succesroman te pakken had. Ze leefde snel. Een huwelijk dat gekenmerkt werd door alcoholmisbruik, seksuele ambivalentie (het boek is opgedragen aan de Zwitserse schrijfster Annemarie Clarac-Schwarzenbach op wie ze toen verliefd was), echtscheidingen, een wankele gezondheid en een zelfmoordpoging tot ze uiteindelijk overleed aan een zware hersenbloeding. Dat donkere en passionele, het zoeken naar verlossing is terug te vinden in haar werk.
Al bij het begin van de roman vat de schrijfster het verhaal zelf samen. Het gaat over een moord en de hoofdrolspelers zijn twee officieren, een soldaat, twee vrouwen, een Filipijn en een paard. Een auteur die dit doet heeft meteen mijn aandacht. Wat wil die auteur van mij als lezer?
In een legerkamp in het zuiden gebeurt er niet veel, de gewone routine, het leven is er eigenlijk een beetje saai. Schijn bedriegt want onder de ogenschijnlijk dagelijkse sleur kolken passie en hartstocht. Een ingewikkeld spel van onbeantwoorde verlangens, liefde en jaloezie.
Kapitein Penderton wiens huwelijk alles behalve geslaagd kan genoemd worden is een vat vol frustraties. Het feit dat zijn vrouw Leonora’s huidige minnaar majoor Langdon is geeft al ergernis genoeg maar bovendien heeft Penderton de neiging verliefd te worden op Leonora’s minnaars, helaas dus ook op de majoor.
De mooie Leonora heeft alleen maar minachting voor haar man en treitert hem dan ook subtiel door naakt rond te lopen. Van zijn woede trekt ze zich niets aan. Wanneer hij dreigt haar te vermoorden ‘draait ze zich langzaam om, wierp een onverschillige blik op hem en zei: ‘Ach jochie, ben jij wel ’s bij je lurven gegrepen en in het openbaar in elkaar geslagen door een naakte vrouw?” Penderton is een laf en zielig karakter en het is moeilijk om enige sympathie voor dit personage op te brengen. Ze mag dan fysiek sterk zijn, veel intelligentie zit er bij Leonora niet in: ‘ze zat bedachtzaam en ernstig tegenover hem, omdat ze onder de tafel veertien en zeven op haar vingers probeerde uit te rekenen.’
Het is gemakkelijker om mee te voelen met de jonge soldaat Elgee Williams. Hij is een zwijgzame jongeman die weinig optrekt met de andere soldaten en het liefst in de stallen werkt. Hij drinkt niet, gokt niet en bezoekt geen bordelen. En hij houdt er van om alleen in de bossen naakt in de zon te liggen. Opgevoed in een omgeving waarin hem geleerd is dat seks met vrouwen allerlei ziekten veroorzaakt bezorgt het hem een schok om de kapiteinsvrouw onverwacht naakt te zien. Vanaf dat moment is hij geobsedeerd door haar. Hij dringt ’s nachts binnen in haar kamer waar hij ‘bij het bed van Mevrouw bleef zitten tot het al bijna licht was. Hij bewoog niet, maakte geen geluid, en keek onafgebroken naar het lichaam van de kapiteinsvrouw.’
Een totale tegenstelling van de energieke majoor Langdon is diens vrouw Alison, een zwak, depressief en ziekelijk wezen die enkel begrip krijgt van haar jonge Filipijnse bediende Anacledo. Een walgelijk verwijfd en bijna seksloos wezen dat rond Alison fladdert als een mot rond de lamp. Met zijn bespottelijke manier om Frans te willen praten en zijn pseudo balletpassen is hij een snob zonder weerga.
Sfeerschepping is één van de vele sterke punten van McCullers in deze roman. Vanaf de eerste pagina’s voel ik de broeierige sfeer en hangt het onheil in de lucht. Dat houdt ze de hele roman vol, zodanig dat het vaak een fysieke impact heeft. Magistraal beschrijft ze een rit die Penderton maakt met Firebird, de hengst van zijn vrouw, en waar we in één lang uitgesponnen scène het volledige karakter van de kapitein leren kennen. En alhoewel het hele gebeuren zich in ongeveer één maand afspeelt lijkt het door de tempowisselingen heel wat langer te duren. De passie die zowel Williams als Penderton in zich voelen branden brengt hen geen liefde maar verschroeit integendeel hun ziel. Al spat de sensualiteit van de pagina’s, het zit meer in het verstikkende verlangen dan in de fysieke daad.
In de literatuur doet de dikte van een roman er niet toe. Wat er wel toe doet is wat er op de pagina’s geschreven staat. De structuur waarin dit boek geschreven is, de mistroostigheid en gevoeligheid waarmee McCullers haar protagonisten levend maakt en onderwerpen als homoseksualiteit, obsessie en voyeurisme waren zeker in de jaren ’40 geen kwesties die zonder kritiek werden ontvangen. En al is de hedendaagse lezer wél gewend aan deze thema’s, kan men toch gerust stellen dat het boek nog niets van zijn impact heeft verloren. Hoe obsessies kunnen overgaan in haat is universeel en tijdloos.
McCullers wil dat we onszelf gespiegeld zien en de confrontatie aangaan met onze geheimste en donkerste fantasieën. Niets menselijks is haar vreemd.
Marianne Verschaeren, huisrecensente boekensite.gent