Lijfrente

auteur: 
Vrouwkje Tuinman
ISBN nummer: 
9789059368637
uitgeverij: 
Cossee
Body: 

Lijfrente.jpg‘Ik zou heel graag eens over iets anders schrijven dan de dood, en was dat ook aan het doen. Toen werd mijn partner ziek, en overleed hij. Nu is er, meer dan ooit, geen ander onderwerp. In Lijfrente beschrijf ik de liefde tot – maar ook nadat – de dood ons scheidde. De fysieke intimiteit die steeds verder overschaduwd wordt door zorg, en uiteindelijk door rouw. De levensfase die de meeste mensen, ook ik, pas veel verderop voor zichzelf bedacht hebben.’ 

Lijfrente is een direct verslag van het eerste jaar na een verlies. Tuinman schrijft over rouw die bij iedere nieuwe ronde weer totaal anders is. Over wat blijft, nadat iemand gestorven is. En over de pogingen om een overleden geliefde zo veel mogelijk te laten bestaan en tegelijkertijd zelf te blijven voortbestaan. Door te dichten houdt ze hem halsstarrig in beweging. De gedichten zijn net zo kwetsbaar als hun onderwerp.

“Op een plotselinge woensdag reed ik jou door klapdeuren
sluizen schuiven tourniquets naar buiten naar huis.
Nog weken erna stond ik voor willekeurige toegangen
(het postkantoor, je huisarts, mijn slaapkamer)
stil te wachten op een welkom dat niet kwam.”

Zo’n honderdvijftig jaar geleden schreef de Franse romancier Victor Hugo dat het leven niets meer is dan “een lang verlies van alles waar we van houden”. Door dat ‘niets meer dan’ klinkt deze gedachte wat mismoedig, maar de kern van waarheid die erin zit, is onontkoombaar. Vroeg of laat raken we iets of iemand definitief kwijt. Op vrijdag 16 maart 2018 is dat voor de Nederlandse dichteres Vrouwkje Tuinman haar levensgezel F. Starik (pseudoniem voor Frank von der Möhlen), die sterft aan een hartstilstand. Hij is dan 59. Daarna begint een intens proces van verdriet, opstandigheid en uiteindelijk aanvaarding. “Sommige dingen, die ik met Frank deelde, het samen lol beleven om dingen, die anderen niet zien, die hoeven niet te worden vervangen. Die mag ik blijven missen,” zegt Tuinman in een interview in De Volkskrant.

Die geestelijke ingesteldheid zie je in haar bundel ‘Lijfrente’, een soort neerslag van haar laatste dagen met Frank en de vele dagen na zijn overlijden, langzaam maar zeker ontstaan. In het openingsgedicht “Maart” lijkt er zich in de laatste zin iets van een voorbode van het onvermijdelijke aan te bieden: “Er staat iets te gebeuren.” Naar gelang de bundel vordert, krijgt dat ‘iets’ een eigen gezicht: dat van een man die in het ziekenhuis wordt opgenomen voor een hartinfarct en niet veel later thuis overlijdt aan een hartstilstand. “Een man ligt in een bed dat hem vanonder koel houdt / en vanboven alles toont: de slangen, lijnen, een lichaam in / tweeën, lichtjes overal aan vast. Zijn ogen kijken nergens naar”. 

Tuinman slaagt erin voldoende afstand te houden van haar verdriet om niet tegen pathetiek aan te botsen, maar tegelijk ontroert ze door met beide voeten midden in het verlies te gaan staan, zoals in ‘Wat ik mocht’: “Over jou beslissen in geval van reanimatie / Een foto maken van je katheter (mocht niet alleen, moest) / De hechtingen uitje doorgezaagde borstkas peuteren / Helpen bij het uitkleden / Niet meer helpen bij het uitkleden / Geen foto van je maken, ook niet van achteren gezien / Televisie kijken vanaf een stoel naast de bank waarop jij onaanraakbaar / lag / Jouw ogen sluiten.”

Dit glasheldere en weldoordachte taalgebruik, dat nooit aangedikt is, niet uit is op gemakkelijke effectbejag, nooit hermetisch gesloten is en al evenmin zwaar op de hand is, ondanks het bovenmatige gewicht van het onderwerp, geeft deze gedichten iets lichtvoetig zonder ook maar voor even aan kracht in te boeten. “Die laatste dag trok je verse kleren aan, / een krakend hemd, je bent op bed gaan liggen / - ergens die week verschoond – en ging weg” klinkt het in ‘Relieken’. Die laatste drie woorden snijden dwars door de ziel, in al hun eenvoud. Ze stemmen machteloos, zonder exaltatie, zonder enige nadrukkelijkheid.

Nog tijdens het verdriet ontluikt er, schoorvoetend en met veel schroom, een kiem van nieuwe liefde. Die liefde wordt aangekondigd in het gedicht ‘Lepels’: “Inmiddels ben ik zo moe / dat ik naast iemand ben gaan liggen. / De eerste nacht lag ik nog braaf wakker, / maar gaandeweg ben ik gaan slapen.” Opnieuw in zonneklare taal gegoten grote gevoelens die klein worden gehouden omdat ze zo het best te hanteren zijn.

Dat maakt van ‘Lijfrente’ zo’n onnoemelijk mooie bundel. Hier spreekt iemand die onbevangen liefheeft, die in het reine is gekomen met haar verdriet en weet dat je geen afscheid hoeft te nemen van de liefde voor een afgestorvene wanneer er zich een nieuwe liefde aanbiedt. Een nieuw hoofdstuk is immers wat het is, een nieuw hoofdstuk, de voortzetting van een boek waarin leven en dood naast elkaar lopen. Of zoals Vrouwkje Tuinman het in de laatste regel van het laatste gedicht zelf schrijft: “Ik neem een stap.”

“Als ik hem aanspreek slik ik steeds een Lief in want dat kan niet
want zo noem jij mij al, maar ondertussen: zo noemde ik jou
niet en het klopt precies. Lief. Je moest eens weten en ik wilde
dat je het wist
want dan was je er nog
maar nee,
dan was hij er niet.
Ik wankel in het midden maar heb veren om mijn val te breken.” 

Martin Overheul
Redacteur Boekensite Gent

prijs: 
€ 19.99