Hamnet
Op een zomerdag in 1596 gaat Judith, een jong meisje uit Stratford-upon-Avon met een flinke griep in bed liggen. Haar tweelingbroer Hamnet zoekt overal vergeefs om hulp. Hun moeder, Agnes, is ver buiten het dorp met haar geneeskrachtige planten in de weer. Hun vader werkt in Londen als toneelschrijver. Beide ouders hebben nog geen idee dat een van hun kinderen de week niet zal overleven.
Hamnet is een aangrijpende pageturner geïnspireerd op de zoon van William Shakespeare. Het is het verhaal van een zoon van een handschoenmaker die in navolging van de liefde zijn vaders regels aan zijn laars lapt, het verhaal van de vrouw voor wie hij valt, en hun familie. Een verhaal over moed, verdriet en liefde, over de unieke band tussen tweelingen, en over een vlo die in Alexandrië op een schip richting Europa terechtkomt. Maar bovenal het onvergetelijke verhaal van een jongen wiens naam werd gegeven aan een van de meest gevierde stukken ooit geschreven.
‘Hoe heet, vraagt Judith aan haar moeder, iemand die eerst een van een tweeling was en toen niet meer?’
Aan het woord is Judith, de jongste dochter van William Shakespeare. Haar tweelingbroer Hamnet is net overleden aan de gevolgen van de pest en dat roept een resem aan amper te beantwoorden vragen op bij het 11-jarige meisje. Déze vraag stelt ze echter aan haar moeder Agnes, de acht jaar oudere echtgenote van de grote schrijver-dichter. Over deze vrouw is bitter weinig bekend. Ze was al enkele maanden in verwachting toen ze in 1582 trouwde met Shakespeare. Haar doopnaam was Anne, maar ze werd Agnes genoemd, schonk het leven aan drie kinderen en bracht haar dagen in Stratford door terwijl haar man het grootste deel van het jaar in Londen woonde. Zij was de dochter van een herenboer.
Ondanks die beperkte biografische informatie, is Agnes de spil waarrond de Engelse schrijfster Maggie O’Farrell haar achtste roman “Hamnet” heeft opgebouwd. Dat er amper iets over haar leven is terug te vinden, is voor iemand die zich het liefst aan de feiten houdt een onneembare horde. Voor een schrijfster die dat kleine beetje kennis gebruikt als uitgangspunt om een fictieve roman te schrijven die voor hetzelfde geld waargebeurd had kunnen zijn, is het een quasi onuitputtelijke bron van inspiratie. Mits die schrijfster daarvoor het talent en de fantasie bezit. O’Farrell heeft die kwaliteiten ontegenzeglijk. De Agnes die zij tot leven roept, is een sterke, onafhankelijke, zorgzame vrouw. Een moeder en echtgenote die soms een tikkeltje wereldvreemd is, zich vrijgevochten opstelt en – soms obstinaat – haar eigen weg volgt. Dat laatste doet ze in weerwil van de bezwaren en bemerkingen van haar (schoon)familie en de goegemeente, die een dergelijke geëmancipeerde houding moeilijk wisten te plaatsen in een tijd dat men nog stellig geloofde in hekserij en hel en verdoemenis.
Aan het begin van de roman is het niet Hamnet die ziek is, maar de toch al fragiele Judith. Ze vertoont overduidelijke verschijnselen van de pest. Hamnet is alleen thuis met zijn zieke zus en is op zoek naar een volwassene die hun kan helpen. Iedereen is echter weg. Het beeld van de 11-jarige jongen, schijnbaar alleen in een malicieuze wereld, volledig overgeleverd aan zichzelf, lijkt een vingerwijzing voor wat er enkele weken later te gebeuren staat, als hij letterlijk en figuurlijk van plaats verwisselt met zijn tweelingzus. “Elk leven heeft een ziel, een middelpunt, een epicentrum, van waaruit alles naar buiten vloeit en waar alles naar terugkeert. Voor de afwezige moeder is dat dit: de jongen, het lege huis, de verlaten binnenplaats, de ongehoorde kreet. Dat hij daar staat, achter het huis, om de mensen roept die hem hebben gevoed, gebakerd, in slaap gewiegd (…). Dit zal in haar ziel gegrift blijven staan, de rest van haar leven.”
Hoezeer Agnes zich ook inspant om het naderende onheil buiten de deur te houden, het zal haar niet lukken. Ondanks de middeltjes die ze met haar kruiden bereidt, de bezoeken van de chirurgijn, de pogingen om geluk en dus genezing af te dwingen. Ondanks haar dringende wens dat haar echtgenoot – die nooit bij naam wordt genoemd, hij is ‘de zoon’, ‘de leraar’, ‘de vader’ of ‘haar man’ – tijdig terugkeert uit Londen in de ijdele hoop dat zijn aanwezigheid iets aan de hachelijke situatie zal veranderen. Het mag allemaal niet baten. Hamnets leven, dat nog maar amper is begonnen, houdt op. Dat einde is het begin van een lijdensweg die Agnes door het diepst denkbare dal van verdriet leiden: “Ongeveer een maand na de begrafenis pakt ze zijn broek, maar legt hem weer neer. Ze voelt aan de kraag van zijn shirt. Ze duwt zacht tegen de punt van zijn ene schoen, zodat die netjes naast de andere komt te staan. Dan drukt ze haar gezicht in zijn hemd, ze drukt de broek tegen haar hart (…). Als ze de stof van de kleren door haar vingers laat glijden, als ze de naden op elkaar legt, de kreukels uit de stof slaat, weet haar lichaam weer hoe het was. Het neemt haar terug naar toen. Als ze zijn kleren opvouwt, ze verzorgt, zijn geur opsnuift, kan ze zichzelf bijna wijs maken dat hij er nog is (…).”
In die zin is ‘Hamnet’ niet enkel een fictieve roman over een intrigerende vrouw, maar ook over de verwerking van verdriet dat door de aderen raast en iemand volledig kan slopen. Die kant lijkt het uit te gaan met Agnes, maar ze redt zichzelf van een complete instorting én, als een soort van apotheose, door ‘haar man’, die al zijn pijn verwerkt in een toneelstuk dat ruim 400 jaar na de eerste vertoning nog steeds menig hart doet breken en waaruit het thema van deze roman voorkomt: “Hij is dood en heen, mijn kind / Hij is dood en heen / Aan zijn hoofd een groene zode / Aan zijn hoofd een steen” (‘Hamlet’, vierde bedrijf, vijfde toneel)
‘Hamnet’, voortreffelijk vertaald door Lidwien Biekmann, is een roman die zijn weg wel zal vinden naar Shakespeare-adepten. Maar niet enkel zij zullen van dit boek kunnen genieten. Iedereen die ervan houdt zichzelf te verliezen in een fascinerende historie met levensechte personages, een vernuftig opgebouwde verhaal, uitgediepte psychologie en sprankelende taal, krijgt hier volop de gelegenheid om een paar van deze wereld te verdwijnen. Maggie O’Farrell heeft met dit boek een huzarenstuk afgeleverd.
Martin Overheul, redacteur Boekensite Gent