Cliënt E. Busken
In ‘Cliënt E. Busken’ van Jeroen Brouwers zit de hoofdpersoon vastgegord in zijn rolstoel op de gesloten afdeling van een instelling waar hij tegen zijn zin verblijft en denkt, piekert, maalt en bedoelt. Hij zegt niets en misschien is er iets mis met zijn gehoor, maar van wat om hem heen gebeurt blijft hij een scherp waarnemer en inwendig voorziet hij zijn medebewoners en het personeel van snerpend commentaar. Ongericht wentelen zijn gedachten door elkaar en bewegen zich van verontwaardiging en machteloos verzet tegen zijn situatie via troebele herinneringen naar megalomanie. ‘Cliënt E. Busken’ beschrijft een dag van zijn verblijf in de psychiatrische instelling. Navrant en hilarisch openbaart zich een warrig geestesuniversum.
Meestal vind ik vrij gauw de juiste woorden om een leesgevoel te omschrijven. Maar bij een magistrale roman zoals Client E. Busken wordt het een bijzonder moeizame klus. Ik zou Brouwers oneer aandoen mocht ik schrijven dat het een aaneenschakeling is van hilarische situaties mochten die niet zo schrijnend zijn. We volgen de client E. Busken op een dag na een gedwongen opname in een woonzorgcentrum, verpleegtehuis. Gedwongen, tegen zijn zin, zit hij na een val die op zich al terug met hilarische tussenpozen beschreven wordt in een rolstoel gekluisterd. Hij was woedend en zijn laatste woorden die hij sprak waren tegen de ambulanciers.
Nu heeft hij zichzelf, misschien uit consternatie op slot gezet, er komt geen woord meer over zijn lippen. Of hij deze on-communicatie uit vrije wil doet of het echt niet meer kan, daar twijfel ik nu nog aan. Ook aan zijn geestesvermogen. In dat hoofd observeert hij via een lange introspectieve monoloog zijn omgeving en de verplegers, verzorgenden en bewoners in zijn beperkte periferie van het centrum. Je weet niet of zijn denkpatronen en gedachten die heel dikwijls terugvallen op vroeger waarheden of onwaarheden zijn. Maar er zit een ongekende woede en frustratie in. Ergernissen uit het feit dat hij niet meer alleen baas is over zichzelf en zijn gedrag. Hij uit dat niet alleen in een stille maar harde revolte. Hij is weerbarstig, weigert signalen te geven als hij zich moet ontlasten, ‘het fluitje’ daar blaast hij niet op en waar hij maar kan ligt hij dwars.
Zijn scherpe observaties van die erbarmelijk toestand waarin hij verzeild is, al dan niet vrijwillig, staan in schril contrast met zijn narcistische herinneringen die hij heeft uit zijn verleden. Dat verleden was redelijk traumatisch, een vader die hij nooit heeft gekend en een moeder die eigenlijk geen kinderen wou krijgen. Hij moest van haar meisjeskleren dragen tot zijn 8 jaar. En toch verzorgde hij haar in haar laatste levensjaren. Het zijn die herinneringen die je een aardig beeld geven van zijn leven dat niet mis moet geweest zijn, hij floreerde in de hoogste kringen. Of zo ziet hij dat toch.
Het is een boek, een meesterwerk dat je niet zomaar in de schoot wordt geworpen. Neen, elk hoofdstuk start middenin in zijn gedachtecarrousel en het is aan de lezer om het begin, vervolg en einde op te bouwen. Brouwers zijn taal schiet alle kanten op, is wars van elke logica. Die logica komt maar op het einde van dit boek. Maar die taal is uitzonderlijk!
Een grappig maar bovenal grimmig verhaal dat alleen maar kon geschreven worden door iemand die het leven heeft gezien en naar de finish gaat.
Jan Stevens, redacteur boekensite.gent