Bakhita Van slavernij naar vrijheid
Bakhita, ‘Geluksvogeltje’, kreeg haar naam van de slavenhandelaren die haar op zevenjarige leeftijd uit haar dorp in Darfoer ontvoerden. Haar echte naam weet ze niet meer. Tot slaaf gemaakt leidt Bakhita een leven van uitbuiting, vernedering, mishandeling en misbruik, tot ze op haar dertiende gekocht wordt door de Italiaanse consul.
Via hem belandt ze in Italië. Daar wordt ze vrijgemaakt, komt in aanraking met het katholieke geloof, en treedt in in het klooster. Ze overleeft twee wereldoorlogen en de opkomst van het fascisme, terwijl ze haar leven aan arme en verwaarloosde kinderen wijdt.
Bakhita is een roman over de vele levens van deze uitzonderlijke vrouw: kind, slaafgemaakte, non, heilige. Op zeldzaam evocatieve wijze beschrijft Véronique Olmi Bakhita’s lot, de vele gevechten die ze heeft moeten voeren, en de kracht die ze altijd is blijven putten uit de herinneringen aan haar vroege jeugd.
Ik zal het nooit begrijpen of er de vinger kunnen opleggen waarom ik naar een boek toe wordt getrokken. Soms is het helder dan gaat het over een auteur die ik ken of de sfeer dat het boek uitstraalt. Maar soms kan ik het niet omschrijven, bij Bakhita was het opnieuw prijs. Is het die kaft met die ondoorgrondelijke blik, misschien het historisch aspect of eerder het feit dat ik maar niet kan begrijpen hoe iemand een mens tot zijn eigendom kan maken, kan kopen.
Nadat ik onthutst en verslagen het boek dichtklapte na uitlezen realiseerde ik mij dat ik drie dagen uit de tijd was geglipt. Dit verhaal heeft mij diep geraakt op een wijze die ik echt niet kan verwoorden. Ik was meteen verslingerd op dit verhaal maar ook op de schrijfwijze van Olmi die als het ware in haar huid kroop en een Bakhita (geluksvogeltje) neerzet alsof zij het zelf was. Ik was niet op de hoogte van het bestaan van deze heilige, haar naamdag vindt plaats op 08 februari, Zuster Bakhita overleed op 8 februari 1947.
Olmi haar research zal niet over een leien dakje gelopen zijn. Zij is ondermeer in de archieven moeten duiken van het klooster waar Bakhita haar religieuze leven heeft doorgebracht. Bakhita zelf had heel veel moeite om eigen geschiedenis te herinneren want zij had die gruwel uit haar kindjaren volledig onderdrukt en wist zelfs haar eigen naam niet meer. Zij kreeg die zelfs pas later, Bakhita, chanceuse of ‘geluksvogeltje.’ Kwam daarbij dat zij het Italiaans niet machtig was, nauwelijks sprak en pas op latere leeftijd een beetje leerde schrijven. Zij was een native Afrikaanse die leefde met de natuurkrachten en haar wijsheid uit aardse krachten haalde. Het was pas nadat een van de zusters ontdekte dat de ‘eigenaardige verhaaltjes’ die zij vertelde aan de kinderen waar zij op moest passen dat die eigenlijk haar eigen levensverhaal waren. Het zijn deze gebundelde notities (‘Storia meravigliosa’) die Olmi raadpleegde om dit wonderbaarlijk verhaal neer te schrijven.
Bakhita werd op zesjarige leeftijd door shakers uit haar dorp ontvoerd, deze rooftochten gingen meestal gepaard met bruut geweld en het in as leggen van die kleine dorpen. Dat deze mensenrovers zelf Afrikanen waren en hun koopwaar naar Arabieren, Egyptenaren en zelfs Europeanen ging is iets dat mij onbekend was, zoals velen denk je bij slavenhandel onmiddellijk aan Amerika en slavenschepen. Zij werd in de ketenen te voet doorheen grote delen van het huidige Soedan en Ethiopie getransporteerd. De beschrijvingen van deze tochten en haar innerlijke sterkte en kracht die zij put uit het beeld van haar verloren moeder zijn weergaloos mooi beschreven. Het is daar dat ik grote empathie kreeg voor Bakhita.
Twaalf jaar lang werd ze gekocht en doorverkocht waarbij veel en gruwelijke mishandeling en misbruik haar te beurt vielen. Deze passages zijn soms erg gruwelijk, soms haarscherp suggestief beschreven dat ik de daver op mijn lijf kreeg. Maar dit laat ik aan de lezer over, je ontsnapt er toch niet aan.
Haar leven bij een Turkse generaal is zowat het ergste wat je een kind kan aandoen. Van een prachtige onschuld lichamelijk en geestelijk toegetakeld worden tot je ‘iets’ wordt dat je geen enkel levend wezen toewenst. Bakhita was toen 9 jaar. Daarna was ze voor de eigenaars niets meer waard. Ze vonden haar ‘een kapot stuk speelgoed’. Ze had voorgoed haar onschuld verloren en was dus economisch waardeloos geworden.
In 1883 verkocht de Turkse generaal Bakhita dan maar aan de Italiaanse consul Callisto Legnani. Hij was een zachtaardige baas voor haar. Hij nam haar, bij zijn terugkeer naar Italië, mee. Na een lange, niet ongevaarlijke reis, kwamen ze aan in de haven van Genoa. Eenmaal in Italië leende consul Legnani Bakhita uit aan een bevriende familie, Michieli. Ten huize Michieli werd Bakhita ingezet als kindermeisje. Maar hij bleef wel een baas en zij een gekochte slavin.
De Michieli’s dreven ook handel met Soedan en wanneer de vrouw des huizes voor enkele maanden Italië verliet, liet ze haar dochter (Alice) en Bakhita achter bij de zusters Canonssiennen ‘zusters van naastenliefde’. Het is daar dat Bakhita het christelijk geloof voor het eerst ontdekte en daar rust in vond. Het is ook daar dat zij uiteindelijk een vrije vrouw werd. Ze liet zich dopen met de namen Josephine Margareta en Fortunata (wat de Latijns vertaling is van Bakhita). Dat kloosterleven is voor mij dubbel want ook hier werd en word je ontdaan van alle eigenheid en bepalen opnieuw anderen je leven, dikwijls ook ten koste van eigen profijt zoals haar missiewerk om ‘zieltjes’ te redden. Een ding is echter wel een feit, zij koos er zelf voor en daar heb ik vrede mee.
Jan Stevens