De laatste kinderen van Tokyo
Yoshiro is een van de vele bejaarden in Japan die alsmaar ouder worden. Mannen en vrouwen die zich de tijd nog kunnen herinneren van voor de verschrikkelijke ramp. De ramp die de lucht en de zee vergiftigde, en die de jongere generaties steeds zwakker maakt. Zoals zijn geliefde, fragiele achterkleinkind Mumei. Hij zal mogelijk nooit volwassen worden. Elke dag vraagt het in leven houden van Mumei al Yoshiro’s scherpzinnigheid en vindingrijkheid. Ondertussen werkt een geheime organisatie aan een vermetel plan om een oplossing te vinden. Speelt Mumei een sleutelrol bij de redding van de laatste kinderen van Tokyo?
Deze satirische en hoopvolle roman over de toekomst van de mensheid is even briljant als vervreemdend en laat ons nadenken over waar we met deze wereld naartoe gaan.
Dit is veruit een van de meest bizarre boeken die ooit heb gelezen. Dit is een dystopische roman die zich afspeelt in Japan. Een Japan dat zich volledig heeft afgesloten van de buitenwereld en alle vreemde gebruiken, en dus ook leenwoorden verbiedt. Het zijn alleen de ouderen die nog Engelse woorden kennen en gebruiken en dit gaat heel ver zelfs woordje als ‘out’ en ‘on’ zijn verdwenen bij de jeugd. Er verschijnen dus ook geen vertaalde boeken meer…
Het hele verhaal is vaag, het is alsof je doorheen een leesmist aan het lezen bent waarbij je nauwelijks vat krijgt op wat erg gebeurt. En dat vraagt heel wat van de lezer maar wie zich daar kan bij neerleggen krijgt er iets absurd moois voor terug. Een unieke leeservaring, je komt terecht in een geïsoleerde wereld die er alles aandoet om overeind te blijven
Als gevolg van een onverklaarbare ramp lijken ouderen in dit futuristische Japan onsterfelijk, terwijl de jongere generaties zwak en gehandicapt zijn en een zeer korte levensduur hebben, wat in feite betekent dat ouderen het grootste deel van de fysieke arbeid moeten verrichten en gedwongen worden om hun kleinkinderen en achterkleinkinderen te zien sterven. Het eerste deel van de roman richt zich vooral op Yoshiro, een honderdjarige die voor zijn zeer fragiele achterkleinzoon Mumei zorgt. Voor Mumei is het uitvoeren van zelfs de kleinste dagelijkse taken, zoals het aantrekken van kleding en het kauwen van zijn eten, erg vermoeiend voor zijn zwakke lichaam, dus vertrouwt hij zwaar op de hulp van zijn overgrootvader. In de tweede helft van de roman introduceert de auteur meer personages, helaas zijn die personages weinig onderbouwd. Voor mij een gemiste kans want de wijze waarop de auteur zijn hoofdpersonages neerzet is sterk.
Los van de bizarre sfeer en de ietwat onsamenhangende gebeurtenissen is het vooral een ode aan de liefde van een grootvader voor zijn kleinkind, van een grootvader die weet dat hij zijn kleinkind zal overleven.
Een unieke leeservaring, blij dat ik dit niet gemist heb.
Jan Stevens