Aswoensdag
Marit is bezig met een laatste ivf-poging, wanneer ze terugkeert naar haar Limburgse geboortedorp. Ze gaat voor haar moeder met alzheimer zorgen, maar ziet op tegen de confrontatie met de kille vrouw die getekend is door een rampzalige gebeurtenis uit de geschiedenis van het dorp.
Aswoensdag is de derde roman van Hanneke Hendrix en ook de eerst die ik lees van haar. Meteen hield ik van haar schrijfstijl, losjes en toch scherp, geestig en vol met Limburgse uitspraken. De onderwerpen daarentegen zijn iets minder vrolijk, de vele IVF pogingen om zwanger te worden, breken met de ouders, dementie en de zorg in rusthuizen.
Marit, het hoofdpersonage zit samen met haar partner midden in een IVF project en beiden hebben besloten dat dit de laatste poging wordt. Niet alleen haar lichaam maar ook de relatie lijdt er onder. In die periode krijgt Marit te horen dat het helemaal niet goed gaat met haar moeder. Het is Rudy, ‘de wijkregisseur’ die haar dit laat weten. De buurvrouw die vaak insprong en hielp houdt het ook voor bekeken. Marit was hier helemaal niet van op de hoogte want ze heeft al vijftien jaar haar moeder niet meer gezien. Ze zagen elkaar het laatst op de begrafenis van haar vader en sindsdien heeft Marit uit een soort van zelfbehoud geen contact meer met haar moeder. Ze hadden nooit een goede relatie. Moeder ‘zag’ haar jong kind niet echt, speelde niet met haar, negeerde haar en kwam kil en uitdrukkingsloos over. Marit ervaarde daardoor paniek, ze beschrijft dit als volgt:” Ze realiseerde zich nu pas dat het paniek was geweest wat ze haar hele leven in het ouderlijke huis ervaren had. Hoe een huis vol stilte zoveel paniek kon veroorzaken.”
Toch vertrekt ze naar haar geboortedorp in Limburg, Sint-Nazareth Aan de Woestijn. Stans, haar moeder is zo ver heen dat ze haar dochter niet herkent. Marit moet direct actie ondernemen, een casemanager bellen, huisarts contacteren en de volledige zorg van haar moeder op haar nemen. Ze moet haar eten geven, wassen, in bed stoppen en haar zoeken als ze weer eens is weggelopen.
Stans verloor in haar jeugd alle vijf haar broers in een mijnongeval, voor haar ouders een ramp. Zij werd echter dubbel getroffen, ze verloor niet alleen haar broers maar ook haar ouders getroffen door hun verdriet. Iets waar niemand schuld aan had. Hierdoor kan je beter de latere kille en zwijgzame Stans begrijpen die nooit werd geholpen bij het verwerken van dit trauma. Marit wist als kind wel van dit alles maar snakte evengoed naar aandacht, warmte en genegenheid.
In de nieuwe situatie met haar moeder verkleint de afstand tussen beiden en ervaart ze voor het eerst een soort band. De afstand tussen Marit en Maarten haar echtgenoot wordt echter groter en door het verlies van grip op de hele situatie laat Marit ook niks meer weten aan haar werkgever. Ondertussen beleeft zij ook hilarische situaties zoals het moment waarop ze de oude jukebox weer aan de praat krijgen en er gedanst en gedronken wordt.
De periode dat Marit bij haar moeder is valt in 16 dagen die vooraf gaan aan Aswoensdag met o.a. de in het dorp befaamde carnavalsdagen, met ‘Vastelaovond.’ Marit en haar moeder doen er ook aan mee. Je leest dat de Venlose Carnavalliederen eerder triest en weemoedig waren dan plat en jolig.
Het boek eindigt met alweer een zoektocht naar moeder Stanske en met een open einde wat betreft wat er nu met haar zal gebeuren.
Lut Delanghe