Kleihuid
Vlaanderen, 1918. In een geïmproviseerd revalidatieoord achter het front delen de Britse officier Rupert Atkins en soldaat Harvey Cole noodgedwongen een kamer. Harvey herstelt moeizaam van zware verwondingen aan zijn gezicht, met Rupert is ogenschijnlijk niets mis maar hij verzet zich tegen zijn verblijf en weigert over zijn frontervaringen te praten. In eerste instantie wordt hun contact getekend door afkeer, maar gaandeweg ontstaat een wederzijdse fascinatie. In de confronterende nabijheid van de ander moeten ze zich leren verzoenen met de schade die de oorlog geestelijk en lichamelijk heeft aangericht.
Herien Wensink (1977) is redacteur bij de Volkskrant in Nederland. Tijdens haar studie Nederlandse taal- en letterkunde, en Algemene Cultuurwetenschappen in Amsterdam, specialiseerde zij zich in literatuur over de Eerste Wereldoorlog. Dit is haar debuutroman.
Vlaanderen 1917. De Belgen krijgen de steun van de Britten in een uitzichtloze loopgravenoorlog tegen Duitsland. Rupert Atkins komt uit een oud Engels aristocratisch milieu. Hij is een omhooggevallen zelfingenomen beeldend kunstenaar, wereldvreemd en komt als bevelvoerend luitenant aan het front terecht, waar zijn regiment zo goed als volledig wordt afgeslacht. Totaal getraumatiseerd en zenuwziek wordt hij opgenomen in een revalidatieoord. Hij komt terecht in een kamer met Harvey Cole, een eenvoudige boerenjongen, wiens gezicht half weggeblazen werd bij een granaataanval en die gruwelijk verminkt zal blijven. Dokter Williams is er chirurg. Hij probeert op z’n freudiaans toegang te krijgen tot de geesteszieke Atkins en tracht diens kamergenoot zo esthetisch mogelijk terug een aangezicht te geven.
Atkins, de arrogante en asociale kunstenaar verbergt zijn ziekte hoogmoedig en loopt te koop achter allerlei kunstzinnige citaten. Cole, de goedlachse boerenjongen, droomt van gouden graanvelden en de hoeren. Ze lijken wel mekaars tegenpool. In eerste instantie wordt hun contact getekend door wederzijdse afkeer, maar stilaan ontstaan een hechte vriendschap en krijgen ze de moed om samen de oorlogsverschrikkingen te boven te komen. De beeldhouwer zal tenslotte het nieuwe aangezicht van Cole boetseren als zijn zelfportret.
Cole en Atkins komen in het boek per hoofdstuk alternerend aan het woord. Vooral het eerste deel is bijzonder aangrijpend. In rauwe, flitsende en indringende taal dompelt Wensick de lezer zin na zin onder in de gruwel van de oorlog en het front: ‘een nieuw blikje groen’, ‘als met gangreen geïnfecteerd vlees dat groen uitslaat als bedorven kalfslever”, “tak-tak-tak”, “de stinkende en zompende lijken, afgerukte armen en benen, golvende organen.”
Het tweede deel, in het revalidatiehospitaal, is dan weer geschreven in een vlotte en vloeiende schrijfstijl.
Kleiduif is een overtuigende beschrijving van de gruwelen aan het front tijdens de eerste wereldoorlog. Kleiduif is ook een ontroerend verhaal over de menselijke schade die de oorlog lichamelijk en geestelijk heeft aangericht en hoe slachtoffers zich in de confronterende nabijheid van de ander moeten leren verzoenen met zichzelf.
Koen Elsen