Stijn Streuvels, een kritische en biografische synthese

auteur: 
Toon Breës
uitgeverij: 
Lannoo
Body: 

Stijn Streuvels een kritische en biografische synthese.jpgAl te vaak wordt de auteur Stijn Streuvels gedefinieerd als een gedateerde, regionale heimatschrijver. Ten onrechte: keer op keer toont onderzoek aan dat Streuvels een van de grootste Vlaamse auteurs is. Dit boek biedt een omvattende wetenschappelijke synthese van de beschikbare bronnen van en over Stijn Streuvels. Daarbij komt het leven van de auteur aan bod, maar ook de receptie van zijn werk doorheen de voorbije honderd jaar krijgt ruime aandacht. Dit boek bevat een vernieuwende kijk op belangrijke elementen die tot op vandaag weinig aan bod kwamen. Zo gaat het uitvoerig in op het belang van de erotiek in het werk van de auteur en op zijn autonoom artistiek taalgebruik. Ook Streuvels' houding tegenover Duitsland tijdens beide wereldoorlogen en het interbellum wordt diepgaand en kritisch behandeld. Aan de hand van uitgebreid beeldmateriaal, correspondentie, dagboeken en documenten uit het archief van Streuvels, biedt Stijn Streuvels een uniek totaalbeeld van de Meester van het Lijsternest.

Een dik boek, 984 pagina’s incluis bibliografie, maar toch niet zwaar, noch fysiek, noch psychisch. Enkele maanden geleden kwam ik toevallig de kleinzoon van Frank Lateur (Stijn Streuvels) tegen en deze ontmoeting maakte mijn dag mooi. Hij wees me ook op onderliggend boek, waarvan ik echter nooit gehoord had. Dus was mijn nieuwsgierigheid onmiddellijk gewekt. Zoals voor mijn oudere en recentelijk overleden broer ‘Simon Vestdijk’ de grootste Nederlandstalige schrijver was, is dit voor mij Stijn Streuvels. Ik heb mijn broer nooit gevraagd waarom hij Vestdijk de beste vond. Ik verplicht mezelf nu wel te verklaren waarom ik Streuvels de beste vind. Met echter enige onzekerheid durf ik de stelling poneren dat Streuvels voor mij de grootste is omdat hij in mijn ogen drie grote Russische schrijvers in zich verenigt, te weten Puschkin, Dostojewski en Tolstoï. Deze drie schrijvers behoren voor mij tot de grootsten.
Puschkin omwille van zijn impressionistisch taalgebruik, waardoor hij de lezer de gelegenheid geeft in de huid van de personages te kruipen, kortom de gevoelens en gedachten van de protagonisten goed aan te voelen.
Streuvels is ook voor mij dé impressionist bij uitstek. Hij beschrijft niet alleen zijn personages en de omstandigheden, hij beeldt alles uit, waardoor inderdaad op de ooglenzen van de lezer de persoon in zijn omstandigheden verschijnt.
Dostojewski omwille van zijn uiterst scherpe analyses van de over het algemeen  (lood)zwaarmoedige en meestal tot mislukken gedoemde helden. Niemand kan zo haarscherp de gedoemde neergang van de mens beschrijven als deze Rus.
Ook Streuvels’s protagonisten zijn vaak gepredestineerd om de verdoemenis in te gaan. Het zwaard van Damocles hangt reeds op voorhand boven hun hoofd.
Tolstoï omwille van zijn  beschrijving van het lot van de Russische boer, niet alleen vanuit een sterk sociale bewogenheid, maar ook in beschrijvingen van het plattelandsleven.
Ook bij Streuvels vinden we ontroerende beschrijvingen van het bucolische leven op de boerenbuiten en naar mijn bescheiden mening hebben deze van Streuvels meer impressionistische inslag dan die van Tolstoï. Meer poëzie!

Nu goed, ik heb u wel mijn argumentatie gegeven van mijn voorkeur voor Streuvels, maar wat vind ik nu van het boek van de heer Breës. Staat U me toe vooraf  te zeggen dat ik het in zeer mooi, dus duidelijk en begrijpbaar Nederlands geschreven is, een germanist waardig. Op de eerste plaats moet ik de lezer waarschuwen door hem te melden dat het hier geen biografie betreft. Het is ook niet het voornemen van de schrijver zelf, aangezien hij het een “ kritische en biografische synthese “ noemt. De auteur veronderstelt immers zo veel voorkennis. Men zou dus eerst een biografie van Streuvels moeten gelezen hebben vooraleer dit boek ter hand te nemen.
Waarover handelt het boek dan wel?
De heer Breës heeft voor zichzelf een aantal hoofdstukken bepaald, die hij als de belangrijkste aspecten van de schrijver en ook de mens Streuvels ziet.
Hierin staat vooral centraal de houding van Streuvels in zowel de eerste wereldoorlog als in de tweede wereldoorlog, kortom de politieke en menselijke verhouding van Streuvels ten opzichte van de Duitsers. De heer Breës gaat in dit vraagstuk vooral in dispuut met de heer H. Speliers, die er blijkbaar zijn levenswerk van gemaakt heeft om Streuvels “ zwart “ te maken. Zonder zelf de hele “ polemiek” , - het Griekse woord ‘ polemos’ staat voor oorlog (‘What’s in a name’) -,  te willen openen, kan ik alleen maar concluderen dat de heer Breës mij volledig overtuigd heeft en Speliers ongelijk heeft: Streuvels was geen collaborateur, heeft niet met de Duitsers geheuld. Daarvoor was hij te eigenzinnig en te vrijdenkend. Hij heeft zich nooit voor enige kar laten spannen: noch voor die van de Duitsers, noch voor die van de Katholieke Kerk.
Streuvels bekeek de wereld van boven uit, vanuit zijn intellectuele troon als een vlijmscherpe observator van de kleine lui, die daar beneden als drukdoende mieren ogenschijnlijk doelloos bezig waren.         In dezelfde geest gaat de auteur in tegen de andere biograaf en Streuvels-kenner, de heer André Demedts, die alle moeite heeft gedaan om van Streuvels een katholieke, tenminste christelijke schrijver te maken. Immers Streuvels’ oom was de katholieke priester-dichter Guido Gezelle. In het overtuigen van deze twee aspecten is de schrijver in mijn ogen dan ook volledig geslaagd.

Ikzelf betreur echter wel dat hij dan deze twee aspecten niet verder uitwerkt om aan de lezer vooral duidelijk te maken dat  Streuvels in de eerste plaats een cosmopoliet was, een grote wereldburger, die met open ogen naar de ganse wereld keek. Want dat is Streuvels voor mij in de eerste plaats: een kenner van Emile Zola (Frans was ook een beetje zijn moedertaal), een vertaler ( inderdaad, hij kon Russisch) van Tolstoï en andere Russische auteurs, een vertaler (inderdaad hij kon Noors) van de Nobelwinnaar Björnson. Zijn wereld stopte niet bij de Nederlandse grens, een Nederland waar hij trouwens goede vrienden had. En zijn kunstenaarswereld beperkte zich ook niet tot de letterkundigen als een Vermeylen of een Verwey, zijn vriendenkring omvatte ook een Emile Claus, De Saedeleer, etc., kortom onze grote schilders.
Het was immers dat milieu van gelijkgestemden, dat Streuvels zoals trouwens elk ander hoogstaand individu nodig had om te overleven. De benauwdheid van het leven onder de kerktoren fnuikt tenslotte de creatieve geest. Spijtig dus dat de auteur hier geen – groot – hoofdstuk aan besteed heeft. Zeer spijtig.
Wel heeft de auteur nog wel enkele hoofdstukken besteed aan de romantechnieken en het taalgebruik van Streuvels, en over de vraag of we Streuvels moeten beschouwen als een “ realist “ of een “ impressionist”. Zeer interessant! Veel van geleerd, heer Breës. Dank.
Verder heeft de schrijver ook nog een hoofdstuk besteed aan wat hij noemt de “ erotiek” in het werk van Streuvels. Ook weerom zeer interessant: Streuvels is een kunstenaar in het scheppen van een geladenheid van erotische spanning , en dit juist door het niet uitspreken ervan.
Tenslotte eindigt onze auteur met twee hoofdstukken over hoe Streuvels zelf het ouder worden beleefde en hoe hij tegen de dood aankeek.

Wat is mijn conclusie, beste lezer?
Dit boek of, beter gezegd, deze studie is geen biografie.
Dit boek is echter ook geen synthese, zoals nochtans de auteur beweert.
Een synthese is immers een uitgefilterd en gecondenseerd totaalbeeld van iemand of iets.
Dat is het niet.
Daarbij springt de auteur in zijn voortdurende discussie met andere auteurs van de hak op de tak zodanig dat het overzicht wegvalt en de lezer zich afvraagt waar de auteur eigenlijk naar toe wilt. Dit “ gedoe” van aanhoudend dispuut vind ik zelf het meest irritante en deed me soms de neiging krijgen om het lezen op te geven. Maar dit laatste heb ik gelukkig niet gedaan.
Er zijn immers teveel interessante en goed geschreven teksten bij.
Ik denk dat we dit werk moeten beschouwen als een zeer grondig wetenschappelijk werk, dat groot nut heeft voor het Streuvels genootschap.
Immers daarvoor dient het Streuvels genootschap ook: om het onderzoek en de interpretatie gaande te houden om op die manier een nog vollediger en juister beeld te krijgen van de mens en auteur Stijn Streuvels.
Mag ik besluiten met de hoop uit te spreken dat dit boek mag dienen als grondslag voor een nieuwe biografie van Streuvels.
Hiervoor is het nu tijd, denk ik.

Leo Reyntjens