De trapchauffeur
Antoine Guldentops is trapchauffeur op een luchthaven. Als men hem vraagt wat hij doet en hij zegt dat, dan zegt men steeds: u bedoelt tram. Antoine antwoordt dan: nee, trap. Met treden. En met een p.
Het leven van Antoine Guldentops is niet veel soeps. Mogelijk is hij nog maagd. Hij bezoekt om de paar dagen zijn moeder, die in een tehuis voor dementerenden woont. Hij eet in de Ali Baba, bij Hussein, en in de Frit Corner, bij Freddy. In de weekends helpt hij zijn kameraad Norbert met het rondbrengen van De Wachttoren en luistert hij naar zijn singles, vooral jarenzestig- en vroege-jarenzeventigspul. Hij is een fan van The Shadows en van Hank B. Marvin.
Ach, het gaat niet goed met Antoine Guldentops – en het wordt er niet beter op als Hussein zijn zus Soraja aan hem opdringt, en hij vervolgens de lelijke, dikke Enguerrand van zich af moet slaan die hij heeft leren kennen op de Golden Years in Aken.
Antoine bedoelt het allemaal goed, maar het leidt tot niks. Eenzaamheid, zinloosheid, sociaal isolement, heimwee: hij staat er tot aan zijn heupen in.
De trapchauffeur is een miniatuurtje van de vereenzaamde moderne mens die het zoeken allang heeft opgegeven.
En het is vooral enorm om te lachen.
Marnix Peeters is een van de weinigen in de Nederlandstalige letteren die het wapen van de humor met smaak weet te hanteren. Hij is een meester in het combineren van het absurde met het navrante. Er valt in zijn werk veel te lachen, maar altijd weer weet hij de lezer ook te raken, en menigmaal te ontroeren. Deze novelle is daar een schitterend voorbeeld van. Minder uitbundig dan zijn romans, behoort ze tot het beste wat hij tot nu toe schreef.
En, als altijd, spat het vertelplezier van de bladzijden.