Hitlers eerste slachtoffers
Dit verbijsterende boek laat tot in de kleinste dramatische details – plaatsen, tijdstippen, mensen en gebeurtenissen – zien hoe de Holocaust begon, en hoe die bijna gestopt werd.
Dit is het begin.
Op 13 april 1933, om negen uur in de ochtend, krijgt de Münchener openbare aanklager, Jozef Hartinger, een telefoontje uit het kort daarvoor in gebruik genomen concentratiekamp Dachau. Vier gevangenen blijken te zijn neergeschoten. Op de vlucht, beweren de bewakers. Maar wat Hartinger aantreft – een met prikkeldraad afgezette kale vlakte, vier lijken gedumpt in een munitiehok, precisieschoten in het achterhoofd, alle vier joden – overtuigt hem ervan dat hier iets gruwelijks aan de hand is.
Dit is het verhaal van de eerste vier slachtoffers van de Holocaust – Rudolf Benario, Ernst Goldmann, Arthur Kahn en Edwin Kahn – en van de man die alles deed om hun SS-moordenaars te ontmaskeren.
Hitlers eerste slachtoffers bevat de minutieuze reconstructie van zes dramatische weken in 1933: het waargebeurde verhaal van een Duitse openbare aanklager, Jozef Hartinger, die in een gevecht tegen de tijd kampcommandant Wäckerle en het nazisysteem daarachter voor de rechter probeert te brengen.
Het is in alle opzichten een ongelijke strijd. Adolf Hitler is rijkskanselier, Heinrich Himmler is hoofd van de politie, Wäckerle is commandant van het kamp Dachau en zijn 120 bewakers. En Hartinger heeft niet meer wapens dan zijn moed, zijn vindingrijkheid en een juridische procedure die nog uit de Bismarcktijd dateert. Alle drie zet hij in voor wat zijn ultieme aanklacht tegen het kwaad moet worden – de aanklacht die bijna slaagt.
Net als Oskar Schindler en Raoul Wallenberg laat Jozef Hartinger zien wat individuele moed en vasthoudendheid betekenen in een tijd van collectief menselijk falen en wat de blijvende kracht en waarde van recht en rechtvaardigheid zijn.
Een week nadat er de eerste vier moorden waren gepleegd, bezocht een verslaggever van The New York Times het kamp Dachau en interviewde hij de SS-commandant die hij beschreef als een rustige, beschaafde jongeman met blauwe ogen.
Twaalf jaar later behoorden de moorden in Dachau uit 1933 tot het cruciale bewijsmateriaal in Neurenberg – en kreeg Jozef Hartinger in zeker opzicht alsnog zijn proces.
Dit boek, oorspronkelijk in de Engelse taal geschreven, is niet voor niets uitgegeven door de achtenswaardige uitgeverij Alfred A. Knopf. Het is namelijk een heel goed boek. Op de eerste plaats omdat het zeer goed leesbaar is. Je zou bijna zeggen, de lezer is voortdurend geboeid. In het begin had ik als ouderwets historicus daar moeite mee. Maar in de loop van het lezen heb ik die mening herzien en moeten erkennen dat deze vertelvorm van geschiedschrijving inderdaad wel het voordeel heeft van de ook minder gemotiveerde lezer te gaan boeien. En uiteindelijk gaat het daar toch om, niet ? Je schrijft toch om gelezen te worden en het liefst door zoveel mogelijk mensen. Op de tweede plaats omdat het gebaseerd is op zeer oorspronkelijk bronnenmateriaal en niet op secundair bronnenmateriaal van reeds bestaande boeken. De auteur is een echte historicus: hij is de archieven ingedoken.
Waarover gaat nu het boek? Over het eerste Duitse concentratiekamp van de nazi’s: Dachau. Op 20 maart, nog geen twee maanden nadat Hitler volgens de keurige formele regels van de democratische Weimarrepubliek door president Hindenbburg tot Kanzler was benoemd, maakt het hoofd van de politie van München Heinrich Himmler de opening van het concentratiekamp Dachau bekend. Reeds twee dagen later arriveerden de eerste gevangenen in bussen. Dachau vormde het eerste concentratiekamp voor vooral politieke gevangenen. Op de eerste plaats waren dit de hoofdtegenstanders van de nazi’s, de communisten. Dan volgden niet veel later de sociaaldemocraten, vakbondsmensen en ook katholieken. Alhoewel nog niet over de “Endlösung” gesproken werd, de Kristallnacht van 9/10 november 1938 en de Wannseeconferentie van 20 januari 1942 nog niet hadden plaatsgevonden, waren onder de eerste gevangenen in Dachau al heel veel Joden. Het daadwerkelijke antisemitisme van de nazi’s werd al onmiddellijk bij het aan de macht komen eind januari 1933 in de praktijk gebracht: de straatgevechten van de nazi’s tegen de Joden werden nu formeel gesanctioneerd door de staatsorganen. Daar de auteur zijn bronnenonderzoek zeer grondig heeft gedaan, worden ook de gruwelijke details van de martelingen en moorden door de SS beulen tot in de details beschreven. De auteur heeft niet alleen de getuigenisverklaringen van zowel medegevangenen als van SS-ers geraadpleegd, maar ook de autopsierapporten van de gerechtelijke artsen. Deze martelingen en moorden gebeurden al vanaf de eerste dagen. Zij waren een uiting van de diepe haat en het diepe slechte van niet alleen de sociaal marginale SS beulen, maar ook van de betere opgeleiden kaders van SS officieren. Deze laatsten waren inderdaad even laag gezakt in hun moraal als de beulen. Alleen lieten zij het vuile werk aan die andere smeerlappen over.
We zouden er pagina’s over kunnen volschrijven, want het is een werkelijk zeer goed boek. En ik zou zeggen, ook dit boek zou verplichte schoolliteratuur moeten worden: opdat wij nooit zouden vergeten hoe gewoon, doodsaaie burgers tot beesten kunnen uitgroeien op het moment dat zij aan de macht zijn. Dat is de les, die wij ook weer uit dit boek kunnen halen: eerst in extreme levensomstandigheden geeft de mens zijn ware aard bloot, in saaie, dagelijkse omgangsverkeer tussen de mensen draagt elke mens een sluier. Lezer, lezen dus!
Leo Reyntjens